De Bijbel in Gewone Taal is een vertaling uit de Hebreeuwse en Griekse bronteksten, gemaakt door deskundige vertalers van het Nederlands Bijbelgenootschap. Hier vind je meer achtergrondinformatie over de vertaalkeuzes die zijn gemaakt.
Gewone woorden
In de Bijbel in Gewone Taal worden gewone woorden gebruikt die iedereen kent. Moeilijke en traditionele woorden worden zoveel mogelijk vermeden. Vaak kan een moeilijk woord worden ingewisseld voor een gewoon woord dat ongeveer hetzelfde betekent. In Genesis 6:14 staat bijvoorbeeld in andere vertalingen ‘ark’, maar in de Bijbel in Gewone Taal staat ‘boot’. In andere gevallen wordt een moeilijke term weergegeven met een zinnetje dat de betekenis duidelijk maakt. In Exodus 2:7 wordt in de meeste vertalingen het woord ‘voedster’ gebruikt. In de Bijbel in Gewone Taal is het ‘een vrouw die het kind de borst kan geven’.
Artikel Drie psalmen in gewone taal
Traditionele begrippen
Voor traditionele bijbelse begrippen worden in de Bijbel in Gewone Taal vaak gewone woorden gekozen. In de Bijbel in Gewone Taal wordt bijvoorbeeld niet gesproken over ‘genade’, maar over ‘goedheid’. Vaak wordt dit begrip met een zinnetje omschreven, bijvoorbeeld ‘God is goed voor ons’. Toch is het niet zo dat alle bijbelse begrippen helemaal verdwenen zijn in de Bijbel in Gewone Taal. Woorden als ‘zonde’, ‘zondigen’, ‘zegen’ en ‘zegenen’ komen er wel in voor, maar minder vaak dan in andere vertalingen.
Artikel Want voor hen is Gods nieuwe wereld
Artikel Het echte geluk is voor mensen die weten dat ze God nodig hebben
Duidelijke indeling
In de Bijbel in Gewone Taal is de tekst altijd overzichtelijk ingedeeld. Boven elk stukje tekst staat een opschrift, waarin de kern van dat stukje wordt genoemd. Stukjes tekst die bij elkaar horen, staan onder één hoofdtitel.
Over wie of wat gaat het in de tekst?
In de Bijbel in Gewone Taal moet het altijd duidelijk zijn over wie of wat de tekst gaat. De lezer moet altijd kunnen begrijpen wie er wordt bedoeld met ‘hij’ of ‘zij’, en wat er wordt bedoeld met ‘deze’ of ‘die’. Als dat in de bijbelse teksten niet duidelijk is, biedt de Bijbel in Gewone Taal verduidelijking. Het gaat in zulke gevallen altijd om verduidelijking van informatie die al in de tekst zit. Er wordt niets bij bedacht. In de brontekst van Matteüs 5:1 staat bijvoorbeeld ‘hij’, waarmee Jezus bedoeld wordt. In de Bijbel in Gewone Taal is dit vers het begin van een nieuw gedeelte, en daarom wordt duidelijk gemaakt dat het om Jezus gaat: ‘Toen Jezus al die mensen zag …’.
Verschillende woorden voor hetzelfde
Soms worden in een tekst voor één persoon verschillende namen of verschillende aanduidingen gebruikt. Zulke variatie in de bijbelse teksten kan voor de lezer verwarrend zijn. Het lijkt dan bijvoorbeeld alsof het over verschillende personen gaat. Om die verwarring te voorkomen, kan de Bijbel in Gewone Taal kiezen voor één naam of één aanduiding. In Exodus 1 staat bijvoorbeeld in vers 8 en vers 15 ‘de koning’ en in vers 11, 19 en 22 ‘de farao’. Dat zijn twee aanduidingen van dezelfde persoon. Voor de duidelijkheid gebruikt de Bijbel in Gewone Taal in deze verzen steeds ‘de farao’.
Bij elkaar wat bij elkaar hoort
In de Bijbel in Gewone Taal wordt soms de volgorde van de zinnen omgedraaid, zodat je de informatie in een logische volgorde kunt lezen. Een voorbeeld is Matteüs 6:25. In de meeste vertalingen staat dat je je geen zorgen moet maken over je leven en je eten en drinken, of over je lichaam en je kleren. Daarna volgt de reden: het leven is belangrijker dan eten en drinken, en je lichaam is belangrijker dan kleren. In de Bijbel in Gewone Taal staan eerst de zinnen over het eten en drinken bij elkaar, en daarna de zinnen over de kleren. Maar soms gebeurt er in de Bijbel in Gewone Taal meer, en wordt een zin naar een ander vers verplaatst. In Exodus 1, bijvoorbeeld, zijn vers 13 en 14 bij elkaar genomen. In de brontekst wordt eerst in vers 13 verteld dat de Israëlieten mishandeld werden, daarna wat voor werk ze moeten doen, en aan het eind van vers 14 nog een keer dat ze mishandeld worden. Dat is een vorm van vertellen die voor moderne lezers verwarrend kan zijn. De Bijbel in Gewone Taal kiest voor een meer natuurlijke volgorde. Eerst wordt verteld wat de Israëlieten moeten doen. Daarna wordt één keer verteld dat ze slecht behandeld worden bij het werk.
Verduidelijking
De BGT wil een begrijpelijke bijbel zijn. Daarom wordt er vaker dan in andere vertalingen iets verduidelijkt. In Handelingen 10:9 wordt bijvoorbeeld verteld dat Petrus ‘naar het dak’ ging om te bidden. In de tijd van de Bijbel klonk dat heel normaal, maar voor ons klinkt het vreemd. Die vreemdheid wordt weggenomen in de BGT door iets te verduidelijken wat in de tijd van de Bijbel vanzelf sprak: in die tijd hadden alle huizen een plat dak. Het dak was de meest geschikte plek om je even terug te trekken. Dus in de Bijbel in Gewone Taal staat dat Petrus ‘naar het platte dak van het huis’ gaat.
Artikel Verduidelijking in de Bijbel in Gewone Taal
Beeldspraak
De beeldspraak in de Bijbel is voor ons soms moeilijk te begrijpen. Daarom wordt in de Bijbel in Gewone Taal het beeld dan verduidelijkt. ‘Rots’ wordt bijvoorbeeld regelmatig gebruikt als beeld voor God. Het betekent dat Gods kracht zijn volk veiligheid en bescherming geeft. Voor mensen in de Bijbelse tijd was dat duidelijk. En door de betekenis van het beeld weer te geven, wordt het voor de huidige lezers net zo duidelijk. Daarom staat er in de BGT in psalm 19:5 ‘Bij u ben ik veilig’.
Retorische vragen
Sommige vragen zijn niet bedoeld als echte vragen, maar als stellige uitspraken. Zulke vragen worden retorische vragen genoemd. In de Bijbel is het soms niet duidelijk of een vraag retorisch is of niet. In die gevallen worden retorische vragen in de Bijbel in Gewone Taal weergegeven als stellige uitspraken, of wordt ook het antwoord gegeven dat verwacht wordt. Een voorbeeld staat in Romeinen 8:31-35, waar in de brontekst in elk vers een retorische vraag staat. In de Bijbel in Gewone Taal is in vers 31 een deel van de vraag blijven staan. Er staat eerst als een zekerheid ‘God houdt van ons’. Dan volgt een vraag ‘Voor wie zouden wij dan nog bang moeten zijn?’ Er komt geen antwoord, maar door wat er aan voorafgaat, begrijpt de lezer dat dat antwoord moet zijn: Voor niemand! In Romeinen 8:32 is de vraag als een krachtige mededeling vertaald: ‘Maar dan is het zeker dat …’ De vraag uit vers 33 is als een vraag vertaald, maar hij wordt gevolgd door het antwoord dat verwacht wordt: ‘Nee!’ En in vers 35 zijn de vragen weer als een stellige uitspraak vertaald: ‘Christus houdt van ons. Niets kan dat veranderen.’
Artikel Retorische vragen in Job
De bronteksten
De Bijbel in Gewone Taal is een vertaling uit het Hebreeuws en het Grieks. De Hebreeuwse en Griekse teksten worden ‘de bronteksten’ genoemd. Tot de uitvinding van de boekdrukkunst werden de bronteksten overgeschreven, en vooral van de Griekse teksten zijn veel overgeschreven teksten bewaard. Tekstgeleerden werken er steeds aan om uit al die handschriften de beste versie van de bijbelse brontekst vast te stellen.
De Bijbel in Gewone Taal is gebaseerd op wat op dit moment de beste tekst is:
- Voor het Nieuwe Testament is dat de nieuwste wetenschappelijke uitgave van de Griekse tekst, die bekend staat als de 28e editie van Nestle-Aland. Dat is op dit moment de betrouwbaarste weergave van het Griekse Nieuwe Testament.
- Voor het Oude Testament is dat de moderne uitgave van de Hebreeuwse tekst, de 5e editie van de Biblia Hebraica Stuttgartensia. In het spoor van deskundigen worden op die tekst soms verbeteringen aangebracht (zoals dat gedaan wordt in bijna alle bijbelvertalingen).