Wie de Bijbel vertaalt, moet tegen een stootje kunnen. Ook op de Bijbel in Gewone Taal (BGT) klinkt soms felle kritiek. Zo las ik een artikel waarin predikant Harry Smit uit Apeldoorn ingaat op de vertaalkeuze in Genesis 12:2. Daar zegt God tegen Abram: ‘Ik zal je rijk en gelukkig maken’ (BGT; De Nieuwe Bijbelvertaling: ‘Ik zal je zegenen’).
Smits commentaar: ‘Het is goed en makkelijk leesbaar Nederlands. Maar het is tegelijk ook volstrekte onzin en het maakt de bijbelse boodschap tot een lachertje.’ Wat is het probleem? Smit: ‘Zegenen is volgens mij naar de kern van het Latijnse woord benedicere (het goede zeggen over de ander). Dat is toch heel iets anders dan gelukkig maken.’[1] Ik denk dat deze kritiek onterecht is. Ik wil dat uitleggen in vijf stappen. Het wordt langer dan een gemiddeld blog. Maar je leert iets over de aanpak van de Bijbel in Gewone Taal en nog meer over de betekenis van het bijbelse begrip zegenen.
Zegenen in de Bijbel in Gewone Taal
Hoe zit het met zegenen in de BGT? Veel lezers hebben al opgemerkt dat de woorden ‘zegen’, ‘zegenen’ en ‘gezegend’ wel gebruikt worden in de BGT, maar veel minder vaak dan in andere vertalingen. Ter illustratie: in de NBV 348 en in de BGT 146 keer. Het gaat om woorden die niet algemeen bekend zijn. Ze zijn vermeden in de BGT als dat mogelijk was, en gebruikt wanneer het echt nodig was. De termen ‘zegen’ en ‘zegenen’ worden toegelicht op de woordenlijst achter in de bijbel.
Wanneer was het woord ‘zegenen’ echt nodig? Soms verwijst de term naar een handeling. Het is dan de concrete daad van het zegenen, verricht door God of door een priester. In die gevallen vertaalt de BGT met ‘zegenen’, omdat er geen goed alternatief is. Als voorbeeld Genesis 1:28: ‘God zegende de mensen. Hij zei: …’ Zegenen is hier een concrete handeling, en wat God daarbij zegt is de inhoud van die zegen.
In andere gevallen staat niet de handeling, maar de inhoud van de zegen centraal. Dan is er een alternatief: de zegen kan inhoudelijk worden ingevuld. Als voorbeeld Deuteronomium 7:13.
NBV | BGT |
Hij zal u zijn liefde betonen, u zegenen en u talrijk maken. Zijn zegen zal rusten op de vrucht van uw schoot en de vrucht van het land – koren, wijn en olie –, op de dracht van uw runderen, schapen en geiten, | Hij zal van jullie houden, en hij zal jullie rijk en gelukkig maken. Jullie zullen veel kinderen krijgen, en jullie grond zal vruchtbaar zijn. Er zal veel graan, wijn en olijfolie zijn. Jullie koeien, schapen en geiten zullen veel jongen krijgen. |
De BGT gebruikt ‘zegen’ en ‘zegenen’ als het gaat om de handeling: het opleggen van de zegen in woord en gebaar. En waar ‘zegen’ en ‘zegenen’ als inhoudelijke begrippen gebruikt worden, benoemt de BGT de inhoud ervan. Dat levert formuleringen op als ‘rijk en gelukkig maken’, ‘gelukkig maken’, ‘geluk en vrede geven’, ‘zorgen dat het goed met iemand gaat’.
Wat houdt de zegen in?
Hoe kun je bepalen wat de zegen in het Oude Testament inhoudt? Het hangt af van de betreffende tekst, de context en de achtergrond. Je kunt het alleen bepalen op basis van studie. Ik zal een illustratie geven van hoe wij als vertalers te werk zijn gegaan.
Op mijn bureau ligt een schitterende studie uit 2008 van de Duitse oudtestamenticus Martin Leuenberger, getiteld Segen und Segenstheologien im alten Israel. Untersuchungen zu ihren religions- und theologiegeschichtlichen Konstellationen und Transformationen. Een dikke pil van 600 pagina’s die precies laat zien wat het begrip ‘zegenen’ in het Oude Testament inhoudt, welke betekenisvariaties er zijn en welke ontwikkelingen het begrip heeft doorgemaakt. Dit is het specialistische handboek bij uitstek over dit onderwerp.
Uit de studie van Leuenberger leren we dat er onder de specialisten consensus bestaat over wat ‘zegen’ in de oudheid in de kern is: een heilzame kracht leidend tot bestaanszekerheid en bestaansverbetering. Die definitie laat al meteen zien dat de aanname van ds. Smit veel te beperkt is. Iemand zegenen gaat veel verder dan ‘het goede zeggen’ over diegene. De zegen heeft een werking die maakt dat er in het leven van die ander ook daadwerkelijk goede dingen gebeuren. De formuleringen ‘iemand gelukkig maken’ en ‘zorgen dat het goed met iemand gaat’, die we in de BGT vaak aantreffen, sluiten hier goed bij aan.
Leuenberger laat in zijn studie zien dat de concrete inhoud van de zegen sterk kan variëren. Het kan gaan om vruchtbaarheid van land, vee en mens, om bezit, rijkdom, macht, militair overwicht op vijanden, nageslacht, welvaart, overvloed, vrede of bescherming tegen onheil. De invulling van de zegen hangt van de betreffende context af. Maar duidelijk is dat het bij de zegen in het Oude Testament primair om materiële voorspoed gaat, die – in bepaalde teksten – met een geestelijke dimensie wordt uitgebreid.
Twee bijbelse voorbeelden
We zullen twee teksten bekijken, Genesis 12:2 en Numeri 6:22-26.
Genesis 12:2
NBV | BGT |
Ik zal je tot een groot volk maken, ik zal je zegenen, ik zal je aanzien geven, een bron van zegen zul je zijn. | Ik zal je zo veel nakomelingen geven dat ze een groot volk worden. Ik zal je rijk en gelukkig en beroemd maken. Jij zult ook anderen gelukkig maken. |
De BGT geeft ‘zegenen’ hier weer als ‘rijk en gelukkig maken’. Het element ‘beroemd maken’ is een weergave van de Hebreeuwse frase ‘je naam groot maken’ (NBV: ‘aanzien geven’). Bij de zegen in de verhalen over de aartsvaders gaat het om voorspoed, een vorm van geluk waarbij vruchtbaarheid, overvloed, welvaart en rijkdom een belangrijke rol spelen. Dat blijkt expliciet uit Genesis 24:35: ‘De HEER heeft mijn meester overvloedig gezegend, zodat hij rijk is geworden’ (NBV). Dat is een motief dat vaker in deze teksten terugkomt (Genesis 26:12-14, 33:11; Deuteronomium 8:16-18). Er is dus alle reden om de zegen hier in te vullen zoals de BGT dat doet: rijk en gelukkig maken.
Numeri 6:22-27
NBV | BGT |
De priesterzegen 22 De HEER zei tegen Mozes: 23 ‘Zeg tegen Aäron en zijn zonen dat zij de Israëlieten met deze woorden moeten zegenen: | De zegen van de priester 22 De Heer zei tegen Mozes: 23 ‘Zeg tegen Aäron en zijn zonen dat ze de Israëlieten met deze woorden moeten zegenen: 24 ‘De Heer zal jullie gelukkig maken en jullie beschermen. 25 De Heer zal bij jullie zijn en voor jullie zorgen. 26 De Heer zal aan jullie denken en jullie vrede geven.’ 27 Als Aäron en zijn zonen zo mijn naam noemen voor het volk, zal ik de Israëlieten geluk en vrede geven.’
|
In deze tekst kun je goed zien waar de BGT wél ‘zegen(en)’ gebruikt en waar niet. In vers 23 gaat het over de handeling die de priesters moeten verrichten. Daar wordt het woord ‘zegenen’ gebruikt. In vers 24 en 27 staat niet de handeling maar de inhoud van de zegen centraal. Daar wordt het begrip dus ingevuld. In de reeks van vers 24-26 past als invulling het algemene ‘gelukkig maken’ het beste. De priesterzegen benoemt in algemene termen Gods toegenegenheid, zijn heilzame toewending naar het volk. In vers 27 slaat het ‘zegenen’ terug op de hele priesterzegen en kan het met de kernwoorden ‘geluk en vrede geven’ worden samengevat.
Eigenheid van de teksten
Een valkuil bij het lezen van de Bijbel is, dat je de teksten leest vanuit je eigen ideeën. De zegen in het Oude Testament met zijn zwaartepunt op materiële voorspoed en welzijn in het hier-en-nu, wordt vaak verkeerd begrepen door de vergeestelijking van de zegengaven, die begint in het Nieuwe Testament en doorzet in de christelijke theologie. Dit is de valkuil waar ook ds. Smit in lijkt te stappen. Hij vindt ‘rijk en gelukkig maken’ als invulling van zegenen (in Genesis 12) een aanfluiting, maar hij heeft, op dit punt, onvoldoende oog voor de eigenheid van de teksten.
Niet iedereen leest voor zijn plezier Duitse exegetische handboeken. En ik wil ook echt niet beweren dat je pas mag oordelen als je alles gelezen hebt. Maar critici zouden zich wel moeten realiseren dat de keuzes van de BGT op degelijke studie gebaseerd zijn. Goed vertalen vraagt om het vermogen je in te leven in de taal, de tekst en de cultuur. Je moet openstaan voor het andere, voor het eigene van de tekst die je vertaalt. En het mooie van de BGT is dat gewone lezers nu een directe toegang krijgen tot het eigene van de bijbelse teksten.
Zegen toen en nu
Als een predikant in de kerkdienst de woorden uitspreekt ‘de HEER zegene u’, hoe moeten we die uitspraak dan opvatten? Niet als ‘rijk en gelukkig maken’ zoals in Genesis 12. De zegen heeft bij ons een andere functie en een meer geestelijke invulling gekregen. Op die ontwikkeling is hierboven gewezen. Maar de invulling ‘het goede zeggen over iemand’ is ook voor onze situatie veel te beperkt. De zegen is en blijft in de kern een heilzame kracht die een werking heeft. Ik denk dat de woorden van de BGT in de priesterzegen van Numeri 6, ‘de Heer zal jullie gelukkig maken’, ook voor vandaag bruikbaar kunnen zijn. Het begrip ‘geluk/gelukkig zijn’ is verdiept en vergeestelijkt in het Nieuwe Testament (denk aan de zaligsprekingen in Matteüs 5). Het klinkt in onze oren niet meer precies hetzelfde als voor de Israëlieten eeuwen geleden. En toch is er een gedeelde basis: het geloof dat de heilzame kracht van God in ons leven werkzaam is.
Matthijs de Jong werkt als bijbelwetenschapper bij het Nederlands Bijbelgenootschap. Hij is een van de vertalers van de Bijbel in Gewone Taal.
[1] Harry Smit, ‘De Bijbel in Gewone Taal …’ in: Perspectief. Tweewekelijks nieuwsblad van de Protestantse Gemeente Apeldoorn 23/2 (2015), 2.