Als wij iemand iets moois geven, spreken we van een cadeau of een cadeautje. Geschenk kan ook, maar klinkt al snel plechtig. Een aardigheidje, dat kan altijd, of een kleinigheid. Misschien een presentje, of als het iets is voor een kind, een pakje.

Dit zijn zo’n beetje onze opties. Dat we vooral verkleinwoorden gebruiken, zegt ongetwijfeld ook iets. We benadrukken – bewust of onbewust – graag het bescheiden karakter van wat we geven.

In de Bijbel kom je veel geschenken tegen, vooral in het Oude Testament. Allerlei soorten geschenken in allerlei situaties. Een recente studie over dit onderwerp bespreekt maar liefst 28 verschillende woorden voor geschenk in het oude Hebreeuws. In de oudheid – ook in Israël – waren geschenken heel belangrijk als sociaal bindmiddel. Het geven en ontvangen van geschenken was een onmisbaar onderdeel van het aanknopen en onderhouden van relaties. Relaties tussen families, in het zakelijk verkeer, in de politiek, en op religieus gebied. Geschenken geven en ontvangen, het hoorde erbij.

En vaak gold: hoe groter hoe beter. Als Jakob terugkomt in Kanaän stuurt hij opvallend grote geschenken vooruit naar zijn broer Esau (Genesis 32). Als Esau later vraagt wat daar de bedoeling van is, zegt Jakob: “Dat is een geschenk voor jou, Esau. Daarmee wilde ik je in een vriendelijke stemming brengen.” (Genesis 33:8). Spreuken 18:16 zegt helder hoe het werkte in die tijd: “Mensen die geschenken uitdelen, krijgen daarmee aandacht van machtige mensen.”

Het sociale verkeer kon niet zonder geschenken, al kon het leiden tot onwenselijke situaties. “Rechters mogen geen geschenken aannemen”, zegt Deuteronomium 16:19. En het kon ook op andere manieren misgaan. De mannen die Saul geen geschenk wilden geven toen hij als koning aangewezen was, ontsnapten later maar net aan hun executie (1 Samuel 10:27 en 11:12-13). Ook het weigeren van een geschenk was riskant; een belediging die je duur kon komen te staan.

Een opvallende weigering zien we in 2 Koningen 5. Naäman is genezen van zijn huidziekte, doordat hij uiteindelijk heeft gedaan wat de profeet Elisa hem zei. Hij gaat terug naar Elisa en biedt hem een geschenk aan. Het gaat om meer dan een bedankje. Naäman wil met zijn geschenk laten zien dat hij de God van Israël erkent als de enige God. Maar Elisa weigert, met stevige woorden. Naäman blijft aandringen, Elisa blijft weigeren. Een pijnlijk moment – helemaal als je bedenkt hoe Naäman zijn reis begon: “Hij had 300 kilo zilver bij zich, 60 kilo goud en tien stel nieuwe kleren” (2 Koningen 5:5). Hij had alles bij zich om de God van Israël eer te bewijzen met een enorm geschenk. Maar het ging niet door.

Als kind van zijn tijd had Naäman boos en beledigd naar huis kunnen gaan. Maar hij heeft iets geleerd. Hij voelde zich al eerder diep beledigd door Elisa, maar toen zijn dienaren hem kalmeerden, stapte hij over zijn trots heen, deed wat Elisa had gezegd, en werd genezen. Dit keer wordt hij niet kwaad, maar hij keert de zaak om: hij vraagt iets aan Elisa.

Ik citeer zijn woorden nu eerst uit de Nieuwe Bijbelvertaling: “Toen zei Naäman: ‘Als u werkelijk niets van uw dienaar wilt aannemen, wees dan zo goed mij twee muildierlasten aarde mee te geven. Ik verzeker u dat ik nooit meer offers zal brengen aan andere goden dan de HEER.’”

Op het eerste gehoor klinkt dit vreemd. Waarom wil Naäman twee ezels volladen en een paar honderd kilo aarde uit Israël meenemen naar Syrië? De lezer staat voor een raadsel. Toch ligt het antwoord in zijn woorden besloten. Naäman zegt alleen nog te willen offeren aan de God van Israël. Daar heeft hij een altaar voor nodig op Israëlitische grond. Dat is wat zijn woorden impliceren.

De Bijbel in Gewone Taal wil de boodschap op de lezer overbrengen. Dus wordt wat Naäman impliceert, duidelijk gemaakt: “Toen zei Naäman: ‘Ik zie dat u echt niets wilt hebben. Maar als u het goedvindt, wil ik graag wat aarde meenemen uit dit land, zo veel als twee ezels kunnen dragen. Op die aarde wil ik een altaar bouwen om offers te brengen aan de Heer. Ik zal nooit meer offeren aan andere goden.’”

Een onzichtbare schakel in de tekst wordt zichtbaar gemaakt, zodat de lezer van nu hetzelfde kan als de lezer van toen: de tekst begrijpen. Dat is belangrijk, want zo is het verhaal te volgen. Naäman vraagt Elisa toestemming om grond uit Israël mee te nemen om een altaar voor de Heer te bouwen. Hij wil alleen nog offeren aan de God van Israël. Dat is het grootste geschenk dat hij kan geven!

Naäman redt de situatie, maar hij doet meer. Hij stijgt hier uit boven de waarden van zijn tijd, en wordt daarmee een voorbeeld voor alle lezers – ook voor ons. En wat hier voor Naäman geldt, geldt in feite voor heel de Bijbel. De teksten hebben hun wortels in een bepaalde cultuur, in hun eigen tijd. Maar wat ze te vertellen hebben, stijgt daar bovenuit.

Dat is de basis voor de Bijbel in Gewone Taal. Deze vertaling wil lezers van nu een nieuwe toegang geven tot de Bijbel. Vanuit de gedachte dat dit boek ook voor vandaag relevant is. Nu maar hopen dat dit cadeau niet geweigerd wordt!

 

Dr. Matthijs de Jong, nieuwtestamenticus bij het Nederlands Bijbelgenootschap en een van de vertalers van de Bijbel in Gewone Taal.