Dit is een preekschets die dominees en voorgangers kunnen gebruiken ter inspiratie van een preek op Nationale Bijbelzondag van 26 oktober, geschreven door dr. Matthijs de Jong.
De boodschap die Jezus verkondigt, wordt kernachtig verwoord in Matteüs 4:17. In de BGT luidt dit vers als volgt:
Vanaf dat moment begon Jezus het goede nieuws te vertellen aan de mensen. Hij zei: ‘Dit is het moment om je leven te veranderen, want Gods nieuwe wereld is dichtbij.’
Wat het goede nieuws over Gods nieuwe wereld inhoudt, wordt uitgewerkt in de Bergrede (Matteüs 5:1-8:1). In deze toespraak leert Jezus de mensen wat het allerbelangrijkste is in het leven. Als je leeft zoals God het wil, dan hoor je bij de nieuwe wereld. Dan zul je echt gelukkig zijn. Wie kijkt met de ogen van onze wereld, ziet dat niet. Maar wie leert kijken met nieuwe ogen, begrijpt waar het echte geluk te vinden is.
De Bergrede begint in Matteüs 5:3 met een reeks kernachtige uitspraken. Het is een serie van acht korte uitspraken in de derde persoon, die wordt afgesloten met één langere uitspraak in de tweede persoon. De serie van acht korte uitspraken begint en eindigt met dezelfde refreinzin, ‘want voor hen is het koninkrijk van de hemel’ (NBV; Grieks: hoti autôn estin hê basileia tôn ouranôn). Deze omsluiting werpt licht op de tussenliggende uitspraken: het gaat om invullingen en concretiseringen van ‘het koninkrijk van de hemel’.
De eerste zaligspreking, Matteüs 5:3, staat in deze bijdrage centraal. In de BGT luidt dit vers:
Het echte geluk is voor mensen die weten dat ze God nodig hebben. Want voor hen is Gods nieuwe wereld.
Drie vertaalkeuzes springen hier in het oog: ‘het echte geluk’, ‘mensen die weten dat ze God nodig hebben’ en ‘Gods nieuwe wereld’. We zullen deze drie keuzes één voor één toelichten.
‘Het echte geluk’
Moeilijkheden bij het vertalen
De uitspraken in Matteüs 5:3-12 staan bekend als de zaligsprekingen. Het zijn uitroepen waarin een bepaalde groep ‘zalig’ geprezen wordt – vandaar dat ze ook wel de zaligprijzingen genoemd worden. De naam ‘zaligsprekingen’ is gebaseerd op het woord waarmee de negen uitspraken beginnen. Dat is het Griekse woord makarios, gebruikt in het meervoud: makarioi. In het Nederlands is daar eigenlijk geen goed equivalent voor. Meestal wordt als vertaling ‘zalig’ of ‘gelukkig’ gebruikt, maar beide hebben een nadeel. Het woord ‘zalig’ is een ouderwets woord geworden. Bovendien wordt het vooral gebruikt voor mensen die overleden zijn. De weergave met ‘zalig’ wekt daarmee de suggestie dat het gaat om een gelukkige staat in het hiernamaals, maar dat is niet primair de bedoeling van de zaligsprekingen. Ook de keuze voor ‘gelukkig’ is niet ideaal. Dit is weliswaar een gangbaar woord, maar het is eigenlijk te vlak als weergave van makarioi,dat een sterkere betekenis heeft.
Bovendien speelt er nog een andere moeilijkheid. Dat blijkt als we de vertaling van de NBV van 5:3a bij nemen: ‘Gelukkig wie nederig van hart zijn’. In deze formulering mist een werkwoordsvorm. Daaruit blijkt dat de uitspraak niet een constatering is, maar een uitroep of belofte. Het is een ander soort zin dan ‘Gelukkig zijn wie nederig van hart zijn’. Dat laatste is een bewering of een constatering, terwijl de formulering zonder persoonsvorm een soort zegen of belofte lijkt te zijn.
Een vertaling die kiest voor begrijpelijkheid, moet niet alleen gebruik maken van gewone woorden, maar ook van gewone, bekende zinsconstructies. De gangbare weergave van de zaligsprekingen met een zin zonder persoonsvorm, voldoet dus niet voor de BGT. Het simpelweg aanvullen van een persoonsvorm (zoals in Het Boek) voldoet natuurlijk ook niet. Daarmee verander je de aard van de uitspraak, en dus de betekenis.
In de BGT zou je meteen moeten kunnen begrijpen om wat voor soort uitspraken het in Matteüs 5:3-11 gaat. Nu is er in het Nederlands wel een gewone manier om iemand gelukkig te prijzen: ‘Gefeliciteerd!’ zeg je dan. Maar voor de zaligsprekingen is dat niet het goede woord. De functie klopt, maar de toon is verkeerd. En dus valt deze optie af voor de BGT.
Analyse van het genre
Om tot een goede vertaling te komen, moeten we de hele serie zaligsprekingen bekijken. De eerste acht zijn korte uitspraken die zijn opgebouwd uit vier vaste onderdelen:
‘gelukkig’ (Grieks: makarios) + aanduiding voor wie het geldt (mensen die …)
‘want’ (Grieks: hoti) + reden waarom die mensen gelukkig geprezen worden
De reden waarom deze mensen gelukkig genoemd worden is steeds geformuleerd als een toezegging. De eerste en de laatste uitspraak laten zien waar het om gaat: ‘Want voor hen is Gods nieuwe wereld’ (vers 3 en vers 10). Dát is de kern. De mensen die hier worden genoemd zijn gelukkig te prijzen, want voor hen is Gods nieuwe wereld. De uitspraken tussen vers 3 en vers 10, vullen de situatie in zoals die zal zijn als de nieuwe wereld komt. Dan zal God deze mensen troosten en aan hen de aarde geven. Dan zal God hun moeite belonen en goed voor hen zijn. Dan zullen zij God zien en kinderen van God genoemd worden. De mensen over wie het gaat, krijgen nu de toezegging dat het zo zal gaan als de nieuwe wereld komt. Daarom worden zij nu al gelukkig geprezen.
Het zijn niet alleen maar beloftes. Het zijn zegenspreuken, plechtige verklaringen met een bijzonder karakter. Ze onthullen iets over de toekomst van degenen over wie ze gaan. Ze grijpen daarbij vooruit op het eschatologische oordeel. Deze uitspraken onthullen wie de mensen zijn die straks gered zullen worden, en welke vorm van gedrag, of beter gezegd, welke houding die mensen typeert.
Het zijn mensen die onder alle omstandigheden willen doen wat God van ze vraagt. Daar hebben ze alles voor over, ook lijden en verdriet. Het zijn mensen die anderen goed behandelen, ze zijn vriendelijk, goed voor hun medemensen, eerlijk en vredelievend.
Het gelukkig prijzen van deze mensen is opvallend. In onze wereld zou men mensen die verdriet hebben of lijden, niet snel gelukkig prijzen. Mensen die goed zijn voor anderen, die geduldig, eerlijk en vredelievend zijn, die kan men uiteraard waarderen, maar ook die eigenschappen worden niet snel gezien als redenen om iemand gelukkig prijzen. Degenen die te feliciteren zijn, zijn veeleer hen die het voor de wind gaat, die aanzien verwerven, carrière maken, geluk hebben en het goed voor elkaar hebben. Mensen met succes. Dat zijn de mensen die gelukkig worden geprezen. De uitspraken waarmee de Bergrede begint zijn dus een soort omkering. Het zijn ongebruikelijke felicitaties. Het normale wordt omgedraaid. Dat is heel duidelijk in de slotuitspraak van vers 11-12 (BGT):
Het echte geluk is voor jullie. Jullie zullen het moeilijk hebben omdat je bij mij hoort. Misschien schelden de mensen je uit, of willen ze je gevangennemen. Misschien vertellen ze allerlei leugens over je. Als dat gebeurt, moet je blij zijn en vrolijk. Want jullie krijgen een grote beloning in de hemel. De profeten van vroeger werden net zo slecht behandeld als jullie nu.
Niemand zou mensen die deze vreselijke dingen meemaken, gelukkig prijzen. Maar in deze serie uitspraken worden de zaken op hun kop gezet. Niet wie op het eerste gezicht gelukkig lijkt, is werkelijk gelukkig. Maar juist mensen van wie je in eerste instantie denkt ‘die zijn er slecht aan toe’, die zijn een gelukwens waard.
Vertaaloplossing
Dit inzicht wijst ons in de richting van een vertaaloplossing. De zaligsprekingen gaan uit van de waarden van Gods nieuwe wereld. Als die komt, zal alles anders zijn. Het gaat in deze uitspraken dus niet over ‘gewoon geluk’, maar over het ‘echte geluk’. Om dit ‘echte geluk’ te zien moet men verder kijken dan het alledaagse leven en de waarden van deze wereld. Om dit geluk te begrijpen moet men weten hoe het zal zijn als Gods nieuwe wereld komt. Daarom is een goede vertaling van deze spreuken: ‘Het echte geluk is voor …’.
Door deze formulering te kiezen, worden de hierboven genoemde problemen opgelost. Het is makkelijke en begrijpelijke zinsconstructie. En tegelijk is duidelijk dat het niet een constaterende uitspraak is, maar een – in vakjargon – performatieve uitspraak. Er wordt een bijzondere toezegging gedaan, die iets onthult over de komende tijd, als Gods nieuwe wereld volledig zal zijn doorgebroken.
‘Mensen die weten dat ze God nodig hebben’
Analyse
Voor wie is het echte geluk? Hoe worden deze mensen getypeerd? De omschrijving in 5:3 is lastig te vertalen. In het Grieks staat er hoi ptôchoi tôi pneumati. Dat is geen gangbare aanduiding, maar een opvallende samenstelling. Daarbij is tôi pneumati een datief van betrekking (dativus respectus), ‘met betrekking tot’. Kort gezegd: ‘de armen qua/van/in geest’. In de bijbelse traditie komen vergelijkbare aanduidingen voor – in het Oude Testament, in de Septuaginta en in teksten uit Qumran. De duidelijkste parallellen vinden we in Psalm 33:19 van de Septuaginta (= Psalm 34:19 in onze vertalingen), hoi tapeinoi tôi pneumati ‘de nederigen van geest’, en in de Qumrantekst 1QM 14.7, ‘anwe ruach, ‘de nederigen van geest’. Enigszins vergelijkbare aanduidingen zijn: ‘puur van hart’, Psalm 24:4, ‘nederig van geest’, Spreuken 29:23; en de tegengestelde aanduidingen: ‘trots van geest’ (Prediker 7:8), ‘de trotsen van geest’ (1QS 11.1).
De aanduiding ‘armen van geest’ is een typisch bijbelse manier van spreken. Volgens het overgrote deel van de onderzoekers is het een omschrijving voor ‘nederig zijn’ (humble, demütig), maar dan wel: nederig in bijbelse zin (zie onder). De aanduiding ‘armen van geest’ betekent in ieder geval niet ‘mensen die weinig verstand hebben’; het is geen aanduiding voor mensen met een verstandelijke beperking. En het betekent natuurlijk ook niet ‘mensen die weinig geloof hebben’ (waarbij pneuma op de heilige Geest zou duiden). Nee, het gaat om een bijzondere, bewust geconstrueerde omschrijving die wil zeggen dat deze mensen op een bijzondere, niet-letterlijke manier ‘arm’ zijn. ‘Geest’ staat hier voor ‘zelfzekerheid’ en ‘zelfvertrouwen’.
Vertaaloplossing
Het gaat om mensen die niet op eigen kracht en eigen wijsheid vertrouwen, maar op God. Mensen die zich afhankelijk weten van God. De Groot Nieuws Bijbel heeft dat treffend geformuleerd als mensen ‘die zich arm weten voor God’. Naar de maatstaven van de BGT is dit taalgebruik nog te moeilijk; de term ‘arm’ is hier ook niet letterlijk bedoeld. De BGT probeert op een eenvoudiger manier de kern te raken, met de omschrijving ‘mensen die weten dat ze God nodig hebben’. Dat is precies wat in andere vertalingen wordt bedoeld met ‘armen van geest’ en ‘nederigen van hart’. Voor zulke mensen is Gods nieuwe wereld.
‘Gods nieuwe wereld’
Achtergrond van het basileia-begrip
Het Griekse woord basileia betekent zowel ‘koninkrijk’ als ‘koningschap’, in de zin van de positie, de macht en de waardigheid van een koning. Het betreft de heerschappij die iemand uitoefent als koning over een gebied, met de daarbij behorende status. Voor de toepassing van dit begrip op God, moeten we ons verplaatsen in de voorstellingswereld van de eerste eeuw.
Het concept basileia tou theou,Gods heerschappij, heeft zijn wortels in de voorstelling van God als koning, die we kennen uit het Oude Testament. ‘Koning’ is daar de meest voorkomende typering van God. Dat was gebruikelijk in de toenmalige wereld: mensen dienden een koning, en deze aardse koning regeerde namens de hemelse koning, de hoogste macht. Verder zien we in het Oude Testament de voorstelling dat God als koning van de wereld door zijn reddende ingrijpen een ommekeer tot stand brengt in het lot van zijn volk (vooral in de Psalmen en in de tweede helft van het boek Jesaja).
In de hellenistische tijd ontwikkelde zich een voorstelling die de achtergrond biedt voor het nieuwtestamentische spreken over Gods basileia: Gods heerschappij voltrekt zich als een eschatologisch gebeuren. De voorstelling is als volgt: In de wereld heersen kwade machten, maar spoedig zal Gods heerschappij doorbreken, dan maakt God een einde aan de heerschappij van de oude machten. God zal oordelen over alles wat bestaat, en hij zal al het slechte uitbannen. Vanaf dat moment zal Gods heerschappij overal op aarde gelden. De mensen die God trouw zijn, hebben het nu moeilijk. Maar als Gods heerschappij is doorgebroken, worden de rollen omgedraaid: dan geeft God de aarde aan hen.
Op deze wijze werd Gods basileia voorgesteld. Het gaat om een beslissende ommekeer in de geschiedenis. Die ommekeer is definitief, heeft wereldwijde proporties en wordt door God tot stand gebracht. God brengt de hele schepping voorgoed onder zijn heerschappij. We komen deze voorstelling tegen in Joodse geschriften uit de hellenistische tijd, onder meer in het boek Daniël, in Psalmen van Salomo, 4 Ezra, 2 Henoch, het Testament van Mozes, en in teksten uit Qumran.
In het Nieuwe Testament zien we deze voorstelling terug in allerlei variaties. Bijvoorbeeld in Matteüs 4:17, waar de boodschap van Jezus is samengevat als metanoeite êngiken gar hê basileia tôn ouranôn,‘Dit is het moment om je leven te veranderen, want Gods nieuwe wereld is dichtbij’ (BGT). Het is duidelijk dat het niet gaat om de boodschap dát er zoiets bestaat als Gods heerschappij. Nee, het gaat om de boodschap dat het beslissende moment dichtbij is. Het is een appèl, een wake-up call: zorg dat je aan de goede kant staat, want binnenkort is het zover! De nieuwtestamentische teksten benadrukken dat de ommekeer, de vestiging van Gods heerschappij, deels al realiteit geworden is met het optreden van Jezus op aarde, en met zijn dood en opstanding. Tegelijk is de definitieve voltooiing iets dat nog staat te gebeuren bij de komst van Jezus als de hemelse Heer. Aan de ene kant ís er al iets definitief veranderd, aan de andere kant staat de voltooiing ervan nog te gebeuren.
Conclusies
Uit de bovenstaande schets van de achtergrond, kunnen we enkele conclusies trekken. In de eerste plaats: de woorden basileia tou theou en basileia tôn ouranôn duiden een concept aan waarin veel meer meeklinkt dan in de traditionele vertaling met ‘koninkrijk’. Er klinkt in mee dat Gods heerschappij een eind zal maken aan de bestaande machten, dat het een bevrijding zal zijn voor de mensen die bij God horen, en dat het er dus op aan komt dat je hoort bij de mensen die dan gered zullen worden.
Ten tweede: de kern van het basileia-begrip is het beslissende, definitieve karakter van Gods ingrijpen dat een wereldwijde ommekeer tot stand brengt. Het gaat om het bevrijdende en vernieuwende ingrijpen van God, waarbij hij heel de schepping definitief aan zich onderwerpt. Dat dit wordt gekarakteriseerd met de term basileia ‘koningschap, koninkrijk’ volgt uit de toenmalige voorstellingswereld. Maar – ten derde – wij hebben geen term beschikbaar die deze lading precies dekt. Er is daarom, exegetisch gesproken, alle ruimte om na te denken over een goede weergave van het basileia-begrip als alternatief voor de gangbare keuze voor ‘koninkrijk’.
Problemen bij het vertalen van de term in de BGT
De traditionele weergave met ‘koninkrijk’ voldoet niet voor de BGT. De reden daarvoor is niet dat de BGT geen ruimte laat voor de bijbelse voorstellingswereld. Integendeel: de BGT biedt een duidelijke weergave, óók van de bijbelse voorstellingswereld die in de teksten tot uitdrukking komt. In de psalmen wordt God als koning voorgesteld, zittend op zijn troon. Gods koningschap blijft ook in deze vertaling een herkenbaar thema. De reden is ook niet dat het woord ‘koninkrijk’ te moeilijk zou zijn. Dit woord komt voor in de BGT. Het fungeert in de gebruikelijke betekenis, als een geopolitieke term. Bijvoorbeeld in het geval van het koninkrijk van Salomo (1 Koningen 11-12) en het koninkrijk van Nebukadnessar (Daniël). In de evangeliën komt het voor in ‘alle koninkrijken van de wereld’ die Satan aan Jezus laat zien (Matteüs 4:8, 9; Lucas 4:5). Ook hier gaat het om koninkrijken in de gewone zin van het woord: concrete geopolitieke eenheden.
Het eerste probleem is dat het bij het basileia-begrip in het Nieuwe Testament – het koninkrijk van God / het koninkrijk van de hemel – niet gaat om een koninkrijk in de gangbare betekenis van het woord, maar om Gods machtige ingrijpen, de definitieve omwenteling waarbij heel de wereld onder zijn heerschappij wordt gebracht. Het gaat niet om een nieuw ‘land’, maar om een nieuwe ‘orde’. In de BGT worden woorden in hun gangbare betekenis gebruikt, en daarom is in dit geval ‘koninkrijk’ niet geschikt.
Het tweede probleem is dat veel lezers van nu minder vertrouwd zijn met de nieuwtestamentische, eschatologische voorstelling van het doorbreken van Gods heerschappij. Ons woord ‘koninkrijk’ vergroot die kloof eerder dan dat het die verkleint. Weliswaar is ‘koninkrijk’ een vrij bekend woord, de moeilijkheid blijft dat het de voorstelling van Gods basileia onvoldoende oproept voor de gemiddelde lezer. In veel passages waarin de term voorkomt, gaat het niet of nauwelijks om het koninklijke karakter ervan. Andere aspecten staan op de voorgrond. Lezers die de vertrouwdheid met de bijbelse voorstellingswereld missen, hebben daardoor vaak weinig houvast om de vraag te beantwoorden waarom de nieuwe werkelijkheid waarover de teksten gaan specifiek als een koninkrijk wordt voorgesteld.
De BGT wil de bijbelse voorstellingen op een duidelijke manier weergeven. Daarom is gezocht naar een nieuwe formulering in plaats van de traditionele weergave met ‘koninkrijk’. De term ‘heerschappij’ roept eigenlijk een beter beeld op. Maar voor de BGT is dat geen optie, want het is een te moeilijk en te onbekend woord.
Vertaaloplossing
Het is mogelijk om middels een vertaalstap te komen tot een nieuwe formulering. Eén van de gebruikelijke vertaaltransformaties om een moeilijk concept te verduidelijken is een veralgemeniserende weergave, in jargon: een hyperoniem. Dat bleek ook in dit geval een goede mogelijkheid. In plaats van te spreken over ‘heerschappij’ of ‘koninkrijk’ kan men spreken over een nieuwe situatie, een nieuwe werkelijkheid die door God tot stand wordt gebracht. De meest compacte formulering is ‘Gods nieuwe wereld’. Deze aanduiding is duidelijk en voldoet aan de taaleisen van de BGT. Bovendien komt hierin juist de kern van het basilea-begrip goed tot uitdrukking.
De zaligsprekingen in Matteüs 5:3 en 5:10 noemen Gods nieuwe wereld. De tussenliggende zaligsprekingen geven dit begrip nader kleur. Wat lezen we daar? Het gaat over het beërven van de aarde, God zien, kinderen van God genoemd worden, Gods goedheid en troost ervaren. In het kort: een nieuw leven op aarde in Gods nabijheid. De aanduiding ‘Gods nieuwe wereld’ treft precies de kern.
Een bijbelse manier van spreken
De weergave ‘Gods nieuwe wereld’ sluit goed aan bij andere bijbelse termen die een verwante voorstelling uitdrukken. Op die manier wordt de vertaalkeuze van de BGT ondersteund door het bijbelse taalgebruik zelf. Daarin komen we, naast verwijzingen naar de basileia, ook verwijzingen tegen naar de huidige en de nieuwe aiôn: ‘deze wereld’ tegenover ‘de komende wereld’. Enkele voorbeelden.[1]
Matteüs 12:32
NBV | BGT |
En iedereen die iets ten nadele van de Mensenzoon zegt, zal worden vergeven. Maar wie kwaadspreekt van de heilige Geest zal niet worden vergeven, noch in deze wereld, noch in de komende. | Als iemand slechte dingen zegt over de Mensenzoon, kan hij vergeving krijgen. Maar als iemand slechte dingen zegt over de heilige Geest, krijgt hij geen vergeving. Niet nu in deze wereld, en ook niet straks in Gods nieuwe wereld.’ |
Matteüs 28:20b
NBV | BGT |
En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.’ | En vergeet nooit: ik ben altijd bij jullie, totdat de nieuwe wereld komt.’ |
In de synoptische evangeliën wordt het basileia-begrip ingevuld op een manier die het plaatst tegenover ‘deze wereld’. Het definitief intreden van Gods basileia betekent dat de huidige wereld ophoudt te bestaan.
De keuze voor ‘Gods nieuwe wereld’ is ook in lijn met het bijbelse spreken over een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Met name Openbaring 21:1-4 heeft sterke raakvlakken met de zaligsprekingen. In de BGT luidt deze passage:
Toen zag ik een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. De hemel en de aarde van vroeger waren verdwenen, en ook de zee was er niet meer.
Ik zag uit de hemel een heilige stad naar beneden komen, het nieuwe Jeruzalem. Die stad kwam bij God vandaan. Ze leek op een bruid die zich mooi gemaakt heeft voor haar bruidegom.
Uit de richting van de troon hoorde ik een luide stem, die zei: ‘Nu is God zelf op aarde. Vanaf nu zal hij bij de mensen wonen. De mensen zullen zijn volk zijn, en hij zal hun God zijn. Hij zal al hun tranen drogen. Niemand zal meer sterven, en er zal geen verdriet en geen pijn meer zijn. Want alles van vroeger is verdwenen.’
De aanduiding ‘Gods nieuwe wereld’ sluit dus naadloos aan bij het bijbelse spreken. Het brengt de essentie van het basileia-begrip goed tot uitdrukking. En het draagt bij aan een duidelijke tekst.
De variant basileia tôn ouranôn, het koninkrijk van de hemel
Voor we dit onderdeel afronden, moeten we nog naar één kwestie kijken: waar de andere evangelisten de term basileia tou theou gebruiken, kent Matteüs, als enige, de variant basileia tôn ouranôn. Volgens de meeste uitleggers is de betekenis van beide aanduidingen dezelfde. Een bijkomend voordeel van de vertaalkeuze van de BGT (‘Gods nieuwe wereld’) is, dat beide aanduidingen nu op dezelfde manier kunnen worden weergegeven. Daardoor wordt het duidelijker dat het hier om één en dezelfde voorstelling gaat.
Waarom geeft Matteüs de voorkeur aan de term basileia tôn ouranôn? Een bekende verklaring is dat dit een vorm van omschrijving is waarbij het woord theos, God, uit eerbied is ingeruild voor ouranoi, de plaats waar God is. Deze verklaring overtuigt niet. Matteüs gebruikt met grote regelmaat de aanduiding (ho) theos, en vier of vijf keer gebruikt hij ook de aanduiding basileia tou theou. Een betere verklaring is dat Matteüs een voorkeur heeft voor basileia tôn ouranôn om een bepaalde nuance sterker aan te geven.
Het gebruik van ouranos, ‘hemel’, is in het evangelie van Matteüs zonder meer opvallend. Hij gebruikt die term graag en vaak om het on-aardse karakter te benadrukken van de zaken waarover hij schrijft. Zo gebruikt hij vaker de aanduiding ‘onze/uw/mijn Vader in de hemel’ en wijst hij op de ‘schat in de hemel’ die men zich verwerft door op aarde trouw te zijn aan God, zijn wil te doen ‘zoals in de hemel’, en ondanks moeilijkheden en verdrukking vast blijven houden aan de ‘hemelse waarden’. Wie alle plaatsen in het evangelie nagaat, ziet een terminologie die de christelijke gemeenschap kenmerkt als een ‘hemelse gemeenschap’: hun hemelse gezindheid en gerichtheid maakt dat ze helemaal bij God horen, en als de ‘heerschappij van de hemel’ definitief doorbreekt zullen zij daaraan deelhebben. De term basileia tôn ouranôn in Matteüs is een theologische manier van spreken. Het helpt de christelijke gemeenschap om haar blik op de hemel te richten: het gaat om de hemelse standaard van gerechtigheid en heiligheid, om de hemelse beloning voor alle inspanning, en om de hemelse orde die op aarde alles anders zal maken.
Dit bevestigt dat het basileia-begrip in de evangeliën niet moet worden opgevat in politieke termen en ook niet als een specifieke locatie. Het gaat om een nieuwe orde die door God zal worden gevestigd en die nu reeds een appel doet op de mensen om de kant van ‘de hemel’ te kiezen.
Vertaalvondst?
De BGT is vermoedelijk de eerste Nederlandse bijbelvertaling met de weergave ‘Gods nieuwe wereld’. Een vondst van de vertalers? Ja en nee. Het is een vertaalvondst die de gesignaleerde problemen weet op te lossen op een manier die past bij de BGT. Maar wie er naar op zoek gaat, zal merken dat ‘Gods nieuwe wereld’ een veel vaker voorkomende transformatie is, die het bijbelse basileia-begrip goed uitdrukt in gewone taal.[2] Het is niets anders dan een verhelderende weergave van een bijbelse voorstelling. Niemand zal ontkennen dat er met deze vertaalkeuze een bepaalde nuance wegvalt. Maar de winst is dat de essentie van dit belangrijke bijbelse begrip nu op een heldere manier naar voren komt.
Afsluitende beschouwingen
I. In recent psychologisch onderzoek komt ‘nederigheid’ sterk naar voren als deugd.[3] Kenmerken van nederigheid, volgens dit onderzoek, zijn: een kalm, accepterend zelfbeeld, zelfkennis, eigen fouten onder ogen zien, openstaan voor nieuwe inzichten, gericht zijn op anderen, en iedereen als gelijkwaardig beschouwen. Het betreft dus mensen die hun eigen bestaan eerlijk onder ogen zien. Nederig zijn betekent niet: weinig zelfvertrouwen hebben, en natuurlijk ook niet: te veel zelfvertrouwen hebben. Het betekent: kijken met eerlijke ogen naar jezelf en naar de rest van de wereld.
De nederigheid van Matteüs 5:3 gaat verder. Het gaat om ‘weten dat je God nodig hebt’. Natuurlijk gaat het ook hier om kijken met eerlijke ogen naar jezelf en naar de rest van de wereld, maar dan in het licht van Gods nieuwe wereld.
Toch kan het onderzoek naar ‘nederigheid’ als psychologische categorie ons misschien iets leren: nederigheid is geen teken van zwakte. De mensen die in de zaligsprekingen benoemd worden, zijn geen zwakke, zielige figuren. Het zijn juist standvastige mensen die tegen de stroom in durven gaan. Het gaat er ook niet om dat ze zichzelf naar beneden halen. Het gaat erom dat ze niet zichzelf vooropstellen, maar God. En het gemeenschappelijke ideaal waarvoor ze leven.
II. De zaligsprekingen verwijzen naar een toekomstige situatie. De bevrijding, de nieuwe wereld, is er nog niet. Het ligt in de toekomst besloten: ze zullen getroost worden, ze zullen Gods kinderen genoemd worden. Maar het gaat hier niet om algemene toekomstvoorspellingen. Het evangelie presenteert deze woorden als uitspraken van de messias. Hij is het die de nieuwe wereld inluidt. Ten diepste moeten we de zaligsprekingen dus zien als woorden van bevrijding. Het betreft een messiaans machtswoord: mensen die niet voor zichzelf kiezen maar voor God, zullen in Gods nabijheid leven.
III. Het echte geluk – uit die woordkeus blijkt al dat dit het gewone, aardse geluk overstijgt. Staat het echte geluk ook met het gewone geluk op gespannen voet? Niet per definitie. Gods nieuwe wereld overstijgt de oude wereld, dat is duidelijk. Maar het hoeft er niet lijnrecht tegenover te staan. Uit de zaligsprekingen spreekt een liefde voor het leven op aarde: het werken aan vrede, het doen van gerechtigheid (alles wat God van ons vraagt). Maar dat leven krijgt pas zijn werkelijke diepte in het licht van de eeuwigheid, in het licht van Gods nieuwe wereld.
IV. De Bijbel in Gewone Taal kiest voor nieuwe bewoordingen, waarbij de taal het begrip dient. Dat maakt de Bijbel begrijpelijker voor een groot lezerspubliek. Door de Bijbel in Gewone Taal zullen méér mensen in staat zijn om de diepte en rijkdom van de teksten te ervaren.
Gebruikte literatuur
- Hans Dieter Betz, The Sermon on the Mount: A Commentary on the Sermon on the Mount, Including the Sermon on the Plain, Hermeneia (Adela Yarbro Collins red.), Minneapolis 1995.
- W.D. Davies & Dale C. Allison Jr., Matthew 1-7. Volume 1, ICC, London 1988.
- Robert Foster, ‘Why on Earth Use “Kingdom of Heaven”? Matthew’s terminology Revisited’ in: New Testament Studies 48 (2002), 487-499.
- Ulrich Luz, Das Evangelium nach Matthäus (Mt. 1-7), EKK I/1, Neukirchen-Vluyn 2002
Verder lezen over de Bijbel in Gewone Taal
- Met Andere Woorden 33/3 (september 2014), Themanummer Bijbel in Gewone Taal, aan te vragen via www.bijbelgenootschap.nl.
- Matthijs de Jong, Hoe vertaal je de Bijbel in gewone taal, Royal Jongbloed: Heerenveen 2014 (ISBN 978-90-8912-084-7)
Dr. M.J. de Jong is als nieuwtestamenticus verbonden aan het Nederlands Bijbelgenootschap.
[1] Zie verder Matteüs 13:39-50; 19:28; 24:3; Marcus 10:30, Lucas 16:8; 18:30; 20:34-35.
[2] Als je erop let, hoor je het predikanten geregeld zeggen in preken (dat is althans mijn ervaring van de afgelopen jaren). Wie googelt op ‘Gods nieuwe wereld’ zal zien dat theologen van uiteenlopende stromingen deze term spontaan gebruiken als verduidelijkende weergave van het koninkrijk van God. Er is zelfs een boek uit 1985 dat deze term in de titel draagt: B. Rietveld: Gods nieuwe wereld: gedachten over het koninkrijk van God. We kunnen dus gerust stellen dat deze vertaaltransformatie al een tijd ‘in de lucht hangt’.
[3] Zie het artikel ‘Nederigheid – de moeder van alle deugden’, door Ellen de Bruin, in NRC Zaterdag 4 januari & zondag 5 januari 2014 (Wetenschap, p. 7).
Meer lezen?
Lees ook de andere verdiepende artikelen over de Bijbel in Gewone Taal. U vindt ze bij Achtergrondartikelen.