Ezechiël is niet het populairste boek van de Bijbel. Toch kom je in dit boek een beroemde en geliefde tekst tegen, in Ezechiël 37. God laat de profeet Ezechiël iets bijzonders zien: een dal dat vol ligt met botten van overleden mensen. Ezechiël ziet hoe die botten weer tot leven komen. En dit is de boodschap die daarbij hoort: Zo zal ook het volk van Israël weer tot leven komen.

Het is een indrukwekkende tekst over de nieuwe toekomst. Van dood naar leven. Is dat niet in essentie de boodschap van de Bijbel? Ezechiël 37 wordt vaak gelezen als vooruitwijzing naar de opstanding uit de dood.
In eerste instantie betekent de tekst iets anders. Het beeld van de doden die tot leven worden gewekt, is een metafoor voor het herstel van het volk Israël. Het ‘graf’ van de Israëlieten staat symbool voor hun ballingschap en voor de hopeloze toestand waar ze zich in bevinden. Ezechiël leefde onder de Judese ballingen in Babylonië. Nu mocht hij van God een boodschap van hoop doorgeven aan zijn volksgenoten: God zal hen bevrijden uit de ballingschap en hen terugbrengen naar hun eigen land. Het gaat oorspronkelijk dus niet om een letterlijke, maar om een figuurlijke opstanding van Israël. Maar al snel werd in het jodendom en christendom de betekenis van dit beeld verbreed. Men las deze tekst als een vooruitwijzing naar de opstanding van de doden. Zou het dan niet beter zijn om die uitgebreide betekenis ook in de vertaling de ruimte te geven?

Het gaat dan vooral over de vertaling van vers 12. Letterlijk vertaald staat er: ‘Dit zegt God, de HEER: Zie, ik open jullie graven, en ik doe jullie uit jullie graven opkomen, mijn volk, en ik zal jullie terugbrengen naar het land van Israël.’

Op dit vers is lang gepuzzeld door de vertalers van de Bijbel in Gewone Taal. De eerste stap was om de strekking van de metafoor helder weer te geven. Op die manier is het duidelijk wat de tekst wil zeggen: God maakt een einde aan de doodse en uitzichtloze toestand van Israël in ballingschap. Dat is weergegeven met de woorden ‘ik zal jullie weer leven geven’ en ‘ik zal jullie bevrijden’. Vervolgens kreeg de metafoor een plaats in de tekst in de vorm van een vergelijking. We hadden twee alternatieven:

a. Luister, mijn volk. Ik zal jullie weer leven geven. Het zal zijn alsof ik graven openmaak en dode mensen uit hun graf laat opstaan. Ik zal jullie bevrijden en jullie terugbrengen naar het land Israël.

b. Luister, mijn volk. Ik zal jullie weer leven geven, net zoals ik graven openmaak en dode mensen uit hun graf laat opstaan. Ik zal jullie bevrijden en jullie terugbrengen naar het land Israël.

In beide versies is het duidelijk dat het gaat over bevrijding uit ballingschap. En in beide versies blijft het beeld van de geopende graven bewaard, in de vorm van een vergelijking. Dankzij die vergelijking krijgt de bevrijding uit de ballingschap het juiste gewicht: je moet het vergelijken met opstanding uit de dood.
Welk van deze versies verdiende nu de voorkeur? In de a-versie is de opstanding niet iets dat daadwerkelijk gebeurt. Met ‘alsof’ dient de vergelijking alleen maar om te benadrukken hoe bijzonder de bevrijding uit de ballingschap was. De b-versie gaat verder. De God die Israël bevrijdt is nu ook de God die de doden uit hun graven laat opstaan. Deze formulering past bij de betekenis die de latere geloofstraditie aan Ezechiël 37 heeft toegekend. Zo blijft de continuïteit met de gangbare duiding van Ezechiël 37 bewaard.

Uiteindelijk is voor deze tweede optie gekozen in de Bijbel in Gewone Taal. We vertalen immers geen dode teksten uit een voorbij verleden, maar levende teksten die onderdeel zijn van een traditie. Die traditie blijft leven, ook in gewone taal.