Baruch, dat is toch die schrijver die af en toe genoemd wordt in het boek Jeremia? Hij helpt de profeet Jeremia. En dan, in hoofdstuk 45, komt er een boodschap van de Heer speciaal voor hem. In de meeste vertalingen wordt Baruch stevig toegesproken. Het lijkt alsof Jeremia hem namens God een lesje moet leren: ‘Zou jij dan voor jezelf naar grote/bijzondere dingen zoeken?’ (Jeremia 45:5).     

Vaak wordt dit als volgt uitgelegd: Baruch was egoïstisch, hij dacht alleen aan zichzelf. Hij hoopte op een mooie positie aan het hof. Maar dat kon hij als helper van Jeremia wel vergeten. Jeremia werd als landverrader gezien en Baruch kon zijn carrière daarom op z’n buik schrijven. Als hij zich daarover beklaagt, komt die strenge boodschap van God. ‘Ik sta op het punt om heel Juda weg te vagen,’ zegt God, ‘en dan zit jij te zeuren over je carrière. Houd toch op.’

De meeste vertalingen volgen deze traditionele interpretatie. Maar door goed naar het Hebreeuws te kijken, kun je op een ander spoor komen. Er zit in dit hoofdstuk een boodschap verborgen die veel belangrijker is dan het lesje dat Baruch in de meeste vertalingen krijgt.

Baruch zoekt naar ‘grote/bijzondere dingen’. Het Hebreeuwse woord dat hiermee vertaald is wordt in de Bijbel nooit gebruikt voor een hoge positie of beloning. Het duidt altijd op wonderbare daden van God die het menselijk begrip overstijgen. Gods machtige daden die een ommekeer ten goede voor zijn volk betekenen (zie Job 5:9, 9:10, 37:5, Psalm 71:19, 106:21, Jeremia 33:3).

En het ‘zoeken voor jezelf’ duidt niet op Baruchs egoïsme. Het is zelfs een wat overdreven vertaling. De formulering ‘voor zich zoeken’ komt vaker voor in de Bijbel en betekent simpelweg ‘op zoek zijn’. Bijvoorbeeld: ‘de stam Dan zocht (zich) een erfdeel’ (Rechters 18:1); ‘God zocht (zich) een geschikte man voor het koningschap’ (1 Samuel 13:14); ‘zoek (mij) een vrouw die doden kan bezweren’ (1 Samuel 28:7). Met zelfzucht heeft dat zoeken niets te maken.

Baruch wordt met nadruk toegesproken: atta, jij! Zo creëert de tekst een tegenstelling tussen God (‘ik’) in vers 4, en Baruch (‘jij’) in vers 5. Het verband is: Terwijl ik (God) heb besloten Juda te vernietigen, zou jij voor jou dan blijven zoeken naar grote dingen? Naar een machtig, heilvol ingrijpen van God? Dat element ‘voor jou’ betekent niet dat Baruch die ‘grote dingen’ voor zichzelf alleen wil, maar geeft aan dat hij hier niet op hetzelfde spoor zit als God. Daarom wil God hem tot een beter inzicht brengen. 

Baruch is geen zelfzuchtige carrièrejager. Hij is een oprecht mens die in zijn nood tot God klaagt en de redding van Juda van God verwacht. Maar hij moet leren dat die redding een gepasseerd station is. Gods besluit om Juda weg te vagen ligt vast. Alleen Baruch zelf zal het er levend vanaf brengen. Want hij is, samen met Jeremia, een van de laatste mensen die God trouw gebleven zijn.

Baruch wordt hier niet op de vingers getikt, maar God brengt hem tot een nieuw inzicht. Datzelfde inzicht wordt via Baruch ook voorgehouden aan de lezers van het boek Jeremia. Zij moeten leren dat de vraag aan God om redding geen legitieme vraag meer was. Gods besluit om  Juda te straffen voor zijn slechtheid stond vast.

Het boek Jeremia laat zien dat Juda’s ondergang Gods rechtvaardige straf is. Het was niet de macht van de Babyloniërs, maar het was God zélf die een einde maakte aan Juda’s voortbestaan. Maar Gods boosheid duurt niet voor altijd, hij zal weer medelijden krijgen met zijn verdreven volk. Als het volk na de bestraffing afstand neemt van de slechtheid en hardleersheid van vorige generaties, is er weer toekomst mogelijk voor een nieuw Israël.

Dit is de boodschap voor de lezer. In Jeremia 45 gaat Baruch de lezer hierin als het ware voor. De straf voor Juda is onherroepelijk, leert Baruch, maar hijzelf zal het er levend vanaf brengen. En dat, laat het boek Jeremia ons zien, zal gelden voor iedereen die net als Baruch de boodschap van dit boek ter harte neemt. De straf is onherroepelijk, maar niet het einde.

Dr. Matthijs de Jong is één van de vertalers van de Bijbel in Gewone Taal.

Literatuur: P.A.H. de Boer, ‘Jeremiah 45, verse 5’, in: C. van Duin, ed. Selected Studies, 1991, pp 122-128.

Baruch zal gered worden
1 De profeet Jeremia kreeg een boodschap voor Baruch, de zoon van Neria. Dat gebeurde toen Jojakim, de zoon van Josia, vier jaar koning van Juda was. Vlak daarvoor had Baruch alles wat Jeremia namens God gezegd had, opgeschreven in een boek.
2 Jeremia zei: ‘Baruch, luister! De Heer, de God van Israël, heeft gehoord wat jij gezegd hebt. 3 Jij zei: ‘Verschrikkelijk! Wat laat de Heer mij lijden, wat heb ik het zwaar! Ik ben moe van verdriet. En nooit krijg ik rust.’
4 Baruch, luister! De Heer zegt: ‘Ik zal Juda vernietigen. Alles wat ik heb opgebouwd, zal ik afbreken. En het volk dat ik hier heb laten wonen, stuur ik weg. 5 Maar jij, Baruch, jij blijft mij maar vragen om redding en machtige daden. Stop daarmee, Baruch! Ik zal Juda niet redden. Ik sta juist klaar om ellende te brengen over de hele wereld. Maar jouw leven zal ik redden, waar je ook heen gaat!’’

Jeremia 45:1-5, Bijbel in Gewone Taal