De Bijbel in Gewone Taal laat ons zien dat het mogelijk is om een inclusieve vertaling te maken: een vertaling die begrijpelijk is voor zoveel mogelijk Nederlanders. Een vertaling die een zo groot mogelijke groep mensen kan bereiken. Het is heel belangrijk dat zo’n vertaling er is gekomen. Waarom?

Ik noem daarvoor twee redenen, vanuit de theologie en vanuit mijn eigen vakgebied, de missiologie.

Ten eerste: Zo’n vertaling vertelt ons veel over wie we zouden willen zijn, als gemeenschap van gelovigen. De tekst uit Galaten 3:26 en 28 staat hierbij centraal: “Jullie zijn allemaal kinderen van God, omdat jullie geloven in Jezus Christus […]. Omdat jullie in Jezus Christus geloven, vormen jullie een eenheid: Joden en niet-Joden, slaven en vrije mensen, mannen en vrouwen. Verschillen zijn niet belangrijk meer.” Dat betekent dat de verschillen tussen groepen in de samenleving die eerst allesbepalend waren, nu weggevallen zijn. Door het geloof in Jezus Christus wordt er een radicale eenheid tot stand gebracht. Dat dit niet zonder slag of stoot gaat, blijkt al uit de geschriften van het Nieuwe Testament zelf: telkens opnieuw wordt er gezocht naar mogelijkheden en manieren om pijnlijke tegenstellingen te overbruggen.
De Bijbel in Gewone Taal maakt serieus werk van de eenheid onder de gelovigen door een begrijpelijke vertaling voor iedereen aan te bieden. Zoals ik in een eerder artikel betoogd heb, kan de Bijbel in Gewone Taal kerken een spiegel voorhouden en laten zien dat ze elitaire trekken vertonen. De Bijbel in Gewone Taal zou op een nieuwe manier verbindend kunnen werken tussen sterk uiteenlopende sociale groepen.

Ten tweede: Vanuit mijn eigen vakgebied, de missiologie, houd ik mij bezig met de vraag naar wat missie is, en hoe missie hier en nu gestalte kan krijgen. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is de oneindige vertaalbaarheid van het christelijk geloof. Het geloof wordt telkens opnieuw verteld, beleefd en ervaren in elke nieuwe situatie. Bijbelgedeeltes die in Nederland vaak overgeslagen worden, zoals de geslachtsregisters of de wetteksten uit Leviticus, vinden nieuwe betekenissen in andere culturen. Dit proces van betekenisgeving is niet te voorspellen, maar kan gezien worden als een geschenk van de Heilige Geest: die spoort mensen steeds weer aan om de bijbelse teksten aan hun concrete levens te verbinden. Een goede bijbelvertaling is dan van het grootste belang.
Vanuit de missiologie wordt ervan uitgegaan dat vertalingen niet neutraal zijn, maar de sporen dragen van de vertalers en hun principes. Dat kan slecht uitwerken, nu bijvoorbeeld gebleken is dat sommige vertalingen uit de koloniale periode ‘besmet’ zijn met koloniale ideeën. Maar het betekent ook dat er een grote potentie is voor vertalingen die serieus werk maken van de doelgroep. Zo is er bijvoorbeeld al decennialang gepionierd door organisaties als Wycliffe Bijbelvertalers. Zij vertalen vaak in talen waarin nog weinig geschreven tekst bestaat, en waarin de Bijbel nog niet eerder vertaald is. Daarbij gebruiken ze vaak een kleine woordenschat en leggen ze beeldspraak uit. Een Nederlandse vertaling met deze uitgangspunten (kleine woordenschat, duidelijkheid qua beeldspraak) was er tot de komst van de Bijbel in Gewone Taal nog niet. Het impliciete onderscheid tussen de complexe en complete vertalingen in Nederland enerzijds en de eenvoudige vertalingen van het ‘zendingsveld’ anderzijds is hiermee afgeschaft. Dat de Bijbel in Gewone Taal in 2014 is voltooid, geeft aan dat het onderscheid tussen binnenland en buitenland aan het vervagen is. Geen dubbele standaarden meer!
De Bijbel in Gewone Taal is een volwaardige vertaling, die aantoont dat de oneindige vertaalbaarheid van het evangelie van Jezus Christus ook in Nederland tot klinken komt.

Eleonora Hof is promovenda in de missiologie aan de Protestantse Theologische Universiteit in Amsterdam.