Direct op de Bijbelzondag maakte onze geloofsgemeenschap kennis met de nieuwste vertaling. Over het echte geluk van Gods nieuwe wereld ging het die zondag. De reacties van jong en oud waren enthousiast: “Woord voor woord raak”. “Dit raakt je”. “Met excuus aan de bijbelschrijvers: dit lijkt helemaal de Bijbel niet, dit is de taal van nu”.

Als voorganger zie ik een twinkeling in de ogen van de kerkgangers bij het horen voorlezen uit deze bijbel in fleurig kaft. Sindsdien ligt de Bijbel in Gewone Taal op de kansel, naast enkele andere vertalingen. Klaar om gebruikt te worden voor de lezingen in de zondagse vieringen, wat mij betreft: bij voorkeur.

Als theoloog heb je een flinke voorsprong. Je kennis van de grondtalen brengt je in de oude wereld van de Bijbel. Die wereld is niet te vertalen, daar moet je in ronddwalen. Het landschap van de woorden is je door de studie vertrouwd geworden. Je oog voor detail raakt verder ontwikkeld. Net als in de natuur word je voortdurend verrast door aspecten die er altijd waren maar zich als nieuw aan je voordoen.

De Naardense Bijbel helpt me de gang van de bijbelverhalen direct op te merken. Door het oplichten van het zelfde grondwoord word je de teksten in getrokken. Bij de presentatie van de herziene Naardense Bijbel werden een aantal interessante vergelijkingen gemaakt met de Bijbel in Gewone Taal.

Ik noem er één, uit het bekende verhaal over ‘de binding van Isaak’ (Genesis 22). Dat verhaal krijgt in de Bijbel in Gewone Taal als titel: ‘God wil zien of Abraham hem vertrouwt’. Hoewel ik niet zo van tussenkopjes houd omdat ze niet in de grondtekst staan, ben ik ronduit gelukkig met deze toevoeging aan de bijbeltekst. Méér dan tussenkopjes in andere vertalingen maakt deze leessleutel het verhaal toegankelijker, zodat het je direct raakt.

De vertaalvergelijking betreft het drie maal door Abraham uitgesproken hinnéni. De Naardense Bijbel vertaalt alle drie de keren met Hier ben ik. Daardoor zie je de rode draad in het verhaal. Eerst zegt Abraham dit tegen God, als antwoord op de opdracht om zijn zoon te offeren. Vervolgens zegt hij het onderweg tegen zijn zoon, waarop die hem vraagt waar het offer is. Tenslotte klinkt het in de ontknoping. Als op het allerlaatste moment God Abraham een halt toeroept, antwoordt Abraham opnieuw: hinnéni. Door die zichtbare verwevenheid van die haast niet te vertalen uitdrukking, zie je de gang van het verhaal. Dit ís wat het zégt: er zijn, vol vertrouwen, onder bizarre omstandigheden.

Wat doet de Bijbel in Gewone Taal hiermee? De eerste keer als God roept, antwoordt Abraham: Ja, ik luister (vers 1). Precies zo is het ook de derde keer vertaald, in vers 11: Ja, ik luister. Tweemaal hetzelfde antwoord als Abraham door God bij zijn naam wordt geroepen. Je kunt je afvragen of daarin de volle kracht van hinnéni doorklinkt: is dat niet meer dan luisteren? Maar dat kan ik snel recht breien: echt luisteren is er zíjn, dus hinnéni. Toch had het bij de derde keer van mij nog wel iets beeldender gemogen, bijvoorbeeld met: Zeg het…

De verrassing zit bij de tweede keer, als Isaak zijn vader aanspreekt: ‘Ja, jongen, wat is er?’ (vers 7). Dat raakt. Deze gewone taal roept ontroering op, waarmee de diepte van de beproeving gepeild wordt.

Deze vergelijking tussen de Naardense Bijbel en de Bijbel in Gewone Taal laat zien dat elke vertaling iets heeft en iets geeft.

De Bijbel is om in rond te dwalen, een tekst vol geheimen. En tegelijk is het een boek van ontmoeting. Een boek dat niemand wil buitensluiten. De eenvoud en de kracht van gewone taal nemen de hoorders mee op die ontmoetingstocht.

De Bijbel in Gewone Taal beweegt, leeft, raakt. 

Ds. A. Alblas is predikant van de Leidse Binnenstadsgemeente (Protestantse Kerk Nederland)