Wie kwaad doet, wordt gestraft
1 Misschien zegt iemand: ‘Al die dingen gaan niet over mij.’ Maar dan zeg ik tegen hem: Luister, jij oordeelt over andere mensen en je hebt kritiek op hun gedrag. Maar de dingen waar jij kritiek op hebt, die doe je zelf ook. Zo laat je zelf zien dat je straf verdient.
2 Mensen die al die verkeerde dingen doen, krijgen van God de straf die ze verdienen. Dat weten we allemaal. 3 Denk jij dan dat je kunt ontsnappen aan Gods straf? Jij hebt wel steeds kritiek op andere mensen, maar je doet zelf ook verkeerde dingen!
4 God is goed en geduldig, hij wacht lang met straffen. Jij denkt: Zo’n God hoef ik niet serieus te nemen! Maar dan begrijp je het niet. God is juist goed voor je: hij geeft je de kans om een nieuw leven te beginnen.
5 Maar jij bent ongehoorzaam. Je wilt je leven niet veranderen. Zo maak je jezelf nog schuldiger. Op de dag dat God zal rechtspreken over de wereld, zal hij ook jou straffen.
Je krijgt wat je verdient
6 God zal alle mensen geven wat ze verdienen. 7 De mensen die het volhouden om te doen wat God wil, krijgen het eeuwige leven. Want zij hebben alles over voor het volmaakte leven bij God. 8 Maar God straft de mensen die zichzelf beter vinden dan anderen. De waarheid is voor hen niet belangrijk. Voor hen telt alleen oneerlijk gedrag.
9 Ieder mens die slechte dingen doet, zal door God gestraft worden met pijn en ellende. Dat geldt in de eerste plaats voor de Joden, maar ook voor alle niet-Joden. 10 Maar ieder mens die het goede doet, zal eer krijgen van God, en in vrede bij hem leven. Dat geldt in de eerste plaats voor de Joden, maar ook voor alle niet-Joden. 11 Want God beoordeelt ieder mens op dezelfde manier.
Het gaat erom hoe je leeft
12 De niet-Joden kennen Gods wet niet. Maar ook zonder wet geldt: als je verkeerd leeft, loopt het slecht met je af. De Joden kennen Gods wet wel. Voor hen geldt: wie verkeerd leeft, wordt volgens de regels van de wet gestraft. 13 Want voor God gaat het er niet om dat je de wet kent. Het gaat erom dat je je aan de wet houdt. Alleen dan zul je gered worden.
14-15 Mensen die niet als Jood geboren zijn, kennen de Joodse wet niet. Maar stel dat ze toch leven zoals de wet het bedoelt. Dan zie je aan hun daden dat ze de wet in hun hart hebben. Diep van binnen weten ze wat goed en slecht is. In gedachten geven ze een eerlijk oordeel over hun eigen daden.
16 God weet hoe de mensen van binnen zijn. Alles zal bekend worden op de dag dat hij Jezus Christus laat rechtspreken over de wereld. Dat is het goede nieuws dat ik vertel.
Het gaat erom wat je doet
17 Jij zegt: ‘Ik ben een Jood. Ik vertrouw op de wet, en ik ben trots op mijn God. 18 Ik ken Gods wil. Ik weet precies wat belangrijk is. Dat heeft de wet mij geleerd. 19-20 Ik ken de wet goed. En de wet geeft mij ware wijsheid. Daardoor kan ik anderen vertellen hoe ze moeten leven. Mensen die dom zijn en nog veel moeten leren, wijs ik op hun fouten. Zo lijk ik op iemand die blinden de weg wijst. En op een lamp die in het donker schijnt.’
21 Jij vertelt anderen dus hoe ze moeten leven. Maar luister jij zelf wel naar die lessen? Je vertelt iedereen: ‘Je mag niet stelen.’ Maar zelf steel je wel. 22 Je zegt: ‘Je mag niet vreemdgaan.’ Maar zelf ga je wel vreemd. Je vindt het vereren van afgoden afschuwelijk. Maar voor de dingen die heilig zijn, heb je geen eerbied.
23 Jij bent er trots op dat je de Joodse wet kent. Maar je houdt je niet aan die wet, en zo beledig je God. 24 Zo staat het al in de heilige boeken: «Omdat jullie je zo slecht gedragen, hebben de andere volken geen eerbied voor God.»
Het gaat erom hoe je van binnen bent
25 Goed, jij bent een Jood en dus ben je besneden. Maar dat is alleen een voordeel als je je houdt aan de wet. Anders heb je er niets aan dat je besneden bent. 26 En stel dat iemand die niet besneden is, zich houdt aan de regels van de wet. Dan ziet God hem als iemand die wel besneden is.
27 Stel dat een niet-Jood, die dus niet besneden is, leeft zoals de wet het bedoelt. En stel dat jij je niet houdt aan de wet, terwijl jij wel besneden bent en de wet precies kent. Dan ben jij degene die aan het einde van de tijd gestraft zal worden.
28-29 Waardoor is iemand echt een Jood? Niet doordat andere mensen weten dat hij een Jood is, of doordat hij besneden is en de wet kent. Nee, iemand is echt een Jood door hoe hij van binnen is. En doordat hij zich laat leiden door de heilige Geest. De eer die zo iemand krijgt, komt niet van mensen, maar van God.
Wie kwaad doet, wordt gestraft
1 Misschien zegt iemand: ‘Al die dingen gaan niet over mij.’ Maar dan zeg ik tegen hem: Luister, jij oordeelt over andere mensen en je hebt kritiek op hun gedrag. Maar de dingen waar jij kritiek op hebt, die doe je zelf ook. Zo laat je zelf zien dat je straf verdient.
2 Mensen die al die verkeerde dingen doen, krijgen van God de straf die ze verdienen. Dat weten we allemaal. 3 Denk jij dan dat je kunt ontsnappen aan Gods straf? Jij hebt wel steeds kritiek op andere mensen, maar je doet zelf ook verkeerde dingen!
4 God is goed en geduldig, hij wacht lang met straffen. Jij denkt: Zo’n God hoef ik niet serieus te nemen! Maar dan begrijp je het niet. God is juist goed voor je: hij geeft je de kans om een nieuw leven te beginnen.
5 Maar jij bent ongehoorzaam. Je wilt je leven niet veranderen. Zo maak je jezelf nog schuldiger. Op de dag dat God zal rechtspreken over de wereld, zal hij ook jou straffen.
Je krijgt wat je verdient
6 God zal alle mensen geven wat ze verdienen. 7 De mensen die het volhouden om te doen wat God wil, krijgen het eeuwige leven. Want zij hebben alles over voor het volmaakte leven bij God. 8 Maar God straft de mensen die zichzelf beter vinden dan anderen. De waarheid is voor hen niet belangrijk. Voor hen telt alleen oneerlijk gedrag.
9 Ieder mens die slechte dingen doet, zal door God gestraft worden met pijn en ellende. Dat geldt in de eerste plaats voor de Joden, maar ook voor alle niet-Joden. 10 Maar ieder mens die het goede doet, zal eer krijgen van God, en in vrede bij hem leven. Dat geldt in de eerste plaats voor de Joden, maar ook voor alle niet-Joden. 11 Want God beoordeelt ieder mens op dezelfde manier.
Het gaat erom hoe je leeft
12 De niet-Joden kennen Gods wet niet. Maar ook zonder wet geldt: als je verkeerd leeft, loopt het slecht met je af. De Joden kennen Gods wet wel. Voor hen geldt: wie verkeerd leeft, wordt volgens de regels van de wet gestraft. 13 Want voor God gaat het er niet om dat je de wet kent. Het gaat erom dat je je aan de wet houdt. Alleen dan zul je gered worden.
14-15 Mensen die niet als Jood geboren zijn, kennen de Joodse wet niet. Maar stel dat ze toch leven zoals de wet het bedoelt. Dan zie je aan hun daden dat ze de wet in hun hart hebben. Diep van binnen weten ze wat goed en slecht is. In gedachten geven ze een eerlijk oordeel over hun eigen daden.
16 God weet hoe de mensen van binnen zijn. Alles zal bekend worden op de dag dat hij Jezus Christus laat rechtspreken over de wereld. Dat is het goede nieuws dat ik vertel.
Het gaat erom wat je doet
17 Jij zegt: ‘Ik ben een Jood. Ik vertrouw op de wet, en ik ben trots op mijn God. 18 Ik ken Gods wil. Ik weet precies wat belangrijk is. Dat heeft de wet mij geleerd. 19-20 Ik ken de wet goed. En de wet geeft mij ware wijsheid. Daardoor kan ik anderen vertellen hoe ze moeten leven. Mensen die dom zijn en nog veel moeten leren, wijs ik op hun fouten. Zo lijk ik op iemand die blinden de weg wijst. En op een lamp die in het donker schijnt.’
21 Jij vertelt anderen dus hoe ze moeten leven. Maar luister jij zelf wel naar die lessen? Je vertelt iedereen: ‘Je mag niet stelen.’ Maar zelf steel je wel. 22 Je zegt: ‘Je mag niet vreemdgaan.’ Maar zelf ga je wel vreemd. Je vindt het vereren van afgoden afschuwelijk. Maar voor de dingen die heilig zijn, heb je geen eerbied.
23 Jij bent er trots op dat je de Joodse wet kent. Maar je houdt je niet aan die wet, en zo beledig je God. 24 Zo staat het al in de heilige boeken: «Omdat jullie je zo slecht gedragen, hebben de andere volken geen eerbied voor God.»
Het gaat erom hoe je van binnen bent
25 Goed, jij bent een Jood en dus ben je besneden. Maar dat is alleen een voordeel als je je houdt aan de wet. Anders heb je er niets aan dat je besneden bent. 26 En stel dat iemand die niet besneden is, zich houdt aan de regels van de wet. Dan ziet God hem als iemand die wel besneden is.
27 Stel dat een niet-Jood, die dus niet besneden is, leeft zoals de wet het bedoelt. En stel dat jij je niet houdt aan de wet, terwijl jij wel besneden bent en de wet precies kent. Dan ben jij degene die aan het einde van de tijd gestraft zal worden.
28-29 Waardoor is iemand echt een Jood? Niet doordat andere mensen weten dat hij een Jood is, of doordat hij besneden is en de wet kent. Nee, iemand is echt een Jood door hoe hij van binnen is. En doordat hij zich laat leiden door de heilige Geest. De eer die zo iemand krijgt, komt niet van mensen, maar van God.