Jozua houdt een toespraak
Jozua roept iedereen bij elkaar
1 Er waren veel jaren voorbijgegaan, en Jozua was al erg oud. De Heer had ervoor gezorgd dat het rustig was voor de Israëlieten. Er waren geen vijanden meer.
2 Toen riep Jozua alle leiders van het volk, de leiders van de stammen en alle rechters bij elkaar. Hij zei tegen hen: ‘Ik ben al erg oud. 3 Jullie weten wat de Heer, jullie God, gedaan heeft. Hij heeft voor jullie gevochten tegen de volken die hier woonden.
4-5 En toen heb ik het hele land verdeeld: van de Jordaan in het oosten tot aan de Middellandse Zee in het westen. Dat heb ik gedaan door te loten voor alle stammen.
Het hele land is dus voor jullie. De volken die hier woonden, zijn gedood door de Heer, jullie God. En de volken die nog over zijn, zal hij wegjagen. Dan kunnen jullie gaan wonen in het hele land, zoals hij beloofd heeft.
Het volk moet trouw zijn aan de Heer
6 Maar iedereen moet zich houden aan de wetten die Mozes gegeven heeft. Jullie moeten alles doen volgens die regels. 7 Ga niet om met de andere volken die nog in het land leven. Bid niet tot hun goden. Jullie mogen ze niet vereren, jullie mogen niet voor ze knielen. En gebruik de naam van hun goden niet als je een plechtige belofte doet.
8 Blijf altijd trouw aan de Heer, zoals jullie dat tot nu toe geweest zijn. 9 Want hij heeft sterke en machtige volken voor jullie weggejaagd. Dankzij hem konden jullie altijd van iedereen winnen. 10 Denk maar aan al die keren dat één soldaat duizend vijanden kon wegjagen! Dat kwam doordat de Heer, jullie God, jullie hielp. Dat had hij ook beloofd.
Als het volk ontrouw is
11 Jullie moeten de Heer, jullie God, liefhebben. Anders zullen jullie sterven. 12 Ga niet om met de mensen van andere volken die nog in het land wonen. Je mag niet met hen trouwen. Ga niet leven zoals zij.
Want als je de Heer niet meer dient, 13 zal hij je niet meer beschermen tegen andere volken. Dan worden die volken gevaarlijk. Ze zullen jullie plotseling aanvallen. Ze zullen vreselijke dingen met jullie doen. Jullie zullen allemaal sterven in dit mooie land, dat de Heer, jullie God, aan jullie gegeven heeft.
14 Luister goed! Ik ga bijna sterven. Jullie weten heel goed dat de Heer, jullie God, zich aan al zijn beloftes gehouden heeft. Hij heeft ze allemaal laten uitkomen.
15-16 Hij heeft jullie een gelukkig leven gegeven, zoals hij beloofd had. Maar als jullie je niet houden aan zijn wetten, zal hij voor ongeluk zorgen. Als jullie andere goden gaan dienen en vereren, zullen jullie sterven. Dan zal de Heer, jullie God, woedend zijn. Hij zal jullie vernietigen, in dit mooie land dat hij aan jullie gegeven heeft.’
Jozua houdt een toespraak
Jozua roept iedereen bij elkaar
1 Er waren veel jaren voorbijgegaan, en Jozua was al erg oud. De Heer had ervoor gezorgd dat het rustig was voor de Israëlieten. Er waren geen vijanden meer.
2 Toen riep Jozua alle leiders van het volk, de leiders van de stammen en alle rechters bij elkaar. Hij zei tegen hen: ‘Ik ben al erg oud. 3 Jullie weten wat de Heer, jullie God, gedaan heeft. Hij heeft voor jullie gevochten tegen de volken die hier woonden.
4-5 En toen heb ik het hele land verdeeld: van de Jordaan in het oosten tot aan de Middellandse Zee in het westen. Dat heb ik gedaan door te loten voor alle stammen.
Het hele land is dus voor jullie. De volken die hier woonden, zijn gedood door de Heer, jullie God. En de volken die nog over zijn, zal hij wegjagen. Dan kunnen jullie gaan wonen in het hele land, zoals hij beloofd heeft.
Het volk moet trouw zijn aan de Heer
6 Maar iedereen moet zich houden aan de wetten die Mozes gegeven heeft. Jullie moeten alles doen volgens die regels. 7 Ga niet om met de andere volken die nog in het land leven. Bid niet tot hun goden. Jullie mogen ze niet vereren, jullie mogen niet voor ze knielen. En gebruik de naam van hun goden niet als je een plechtige belofte doet.
8 Blijf altijd trouw aan de Heer, zoals jullie dat tot nu toe geweest zijn. 9 Want hij heeft sterke en machtige volken voor jullie weggejaagd. Dankzij hem konden jullie altijd van iedereen winnen. 10 Denk maar aan al die keren dat één soldaat duizend vijanden kon wegjagen! Dat kwam doordat de Heer, jullie God, jullie hielp. Dat had hij ook beloofd.
Als het volk ontrouw is
11 Jullie moeten de Heer, jullie God, liefhebben. Anders zullen jullie sterven. 12 Ga niet om met de mensen van andere volken die nog in het land wonen. Je mag niet met hen trouwen. Ga niet leven zoals zij.
Want als je de Heer niet meer dient, 13 zal hij je niet meer beschermen tegen andere volken. Dan worden die volken gevaarlijk. Ze zullen jullie plotseling aanvallen. Ze zullen vreselijke dingen met jullie doen. Jullie zullen allemaal sterven in dit mooie land, dat de Heer, jullie God, aan jullie gegeven heeft.
14 Luister goed! Ik ga bijna sterven. Jullie weten heel goed dat de Heer, jullie God, zich aan al zijn beloftes gehouden heeft. Hij heeft ze allemaal laten uitkomen.
15-16 Hij heeft jullie een gelukkig leven gegeven, zoals hij beloofd had. Maar als jullie je niet houden aan zijn wetten, zal hij voor ongeluk zorgen. Als jullie andere goden gaan dienen en vereren, zullen jullie sterven. Dan zal de Heer, jullie God, woedend zijn. Hij zal jullie vernietigen, in dit mooie land dat hij aan jullie gegeven heeft.’