Eerste toespraak van Elifaz
Job moet op God blijven vertrouwen
1 Toen zei Elifaz uit Teman tegen Job:
2 ‘Misschien word je boos als ik tegen je spreek,
maar toch wil ik je graag iets zeggen.
Luister alsjeblieft naar mij.
3 Toen andere mensen het moeilijk hadden,
toen heb jij ze geholpen.
Je gaf ze goede raad,
je gaf ze weer moed.
4 Als het slecht ging met anderen,
dan hielpen jouw woorden hen.
Jij gaf hun nieuwe kracht.
5 Maar nu het met jouzelf niet goed gaat,
nu verlies je de moed.
Nu jou een ramp is overkomen,
nu heb je geen hoop meer.
6 Maar je hoeft niet bang te zijn,
je kunt op God vertrouwen!
Want je hebt altijd eerbied voor God gehad,
je hebt altijd goed geleefd.
Goede mensen worden niet gestraft
7 God doodt geen onschuldige mensen,
hij laat eerlijke mensen niet zomaar verdwijnen.
Dat weet je toch, Job!
8 Maar slechte mensen worden vernietigd.
Mensen die anderen laten lijden, worden gestraft.
Zij moeten zelf lijden.
9 Want als God kwaad op hen wordt, sterven ze.
Als hij woedend wordt, blijft er niets van hen over.
10 Slechte mensen lijken zo sterk als brullende leeuwen,
maar op een dag laat God hen zwijgen.
11 Dan kunnen ze niet meer roven en doden.
Dan zijn ze voorgoed vernietigd,
dan is er geen spoor meer van hen te vinden.
Voor God is niemand volmaakt
12 Maar luister, ik heb een boodschap gekregen.
Eens hoorde ik een stem, een zacht gefluister.
13 Het was midden in de nacht,
ik was in een diepe slaap
en ik had een nare droom.
14 Ik werd opeens doodsbang,
mijn hele lichaam trilde.
15 Ik voelde een koude adem over mijn gezicht gaan,
en ik schrok enorm.
16 Vlak voor mij was iets,
maar ik kon het niet goed zien.
Toen hoorde ik een zachte stem, die zei:
17 ‘Voor God is niemand zonder fouten,
voor God is niemand volmaakt.
18 God vertrouwt zelfs zijn engelen niet,
zelfs bij zijn engelen ziet hij gebreken.
19 Dan zijn mensen voor hem zeker niet volmaakt!
Hun lichaam is zwak,
het is alleen maar stof.
20 Mensen kunnen zomaar doodgaan.
’s Ochtends zijn ze er nog,
maar ’s avonds zijn ze voorgoed verdwenen.
21 Ze worden opeens uit het leven weggehaald.
Ze sterven, zonder te weten waarom.’’
Eerste toespraak van Elifaz
Job moet op God blijven vertrouwen
1 Toen zei Elifaz uit Teman tegen Job:
2 ‘Misschien word je boos als ik tegen je spreek,
maar toch wil ik je graag iets zeggen.
Luister alsjeblieft naar mij.
3 Toen andere mensen het moeilijk hadden,
toen heb jij ze geholpen.
Je gaf ze goede raad,
je gaf ze weer moed.
4 Als het slecht ging met anderen,
dan hielpen jouw woorden hen.
Jij gaf hun nieuwe kracht.
5 Maar nu het met jouzelf niet goed gaat,
nu verlies je de moed.
Nu jou een ramp is overkomen,
nu heb je geen hoop meer.
6 Maar je hoeft niet bang te zijn,
je kunt op God vertrouwen!
Want je hebt altijd eerbied voor God gehad,
je hebt altijd goed geleefd.
Goede mensen worden niet gestraft
7 God doodt geen onschuldige mensen,
hij laat eerlijke mensen niet zomaar verdwijnen.
Dat weet je toch, Job!
8 Maar slechte mensen worden vernietigd.
Mensen die anderen laten lijden, worden gestraft.
Zij moeten zelf lijden.
9 Want als God kwaad op hen wordt, sterven ze.
Als hij woedend wordt, blijft er niets van hen over.
10 Slechte mensen lijken zo sterk als brullende leeuwen,
maar op een dag laat God hen zwijgen.
11 Dan kunnen ze niet meer roven en doden.
Dan zijn ze voorgoed vernietigd,
dan is er geen spoor meer van hen te vinden.
Voor God is niemand volmaakt
12 Maar luister, ik heb een boodschap gekregen.
Eens hoorde ik een stem, een zacht gefluister.
13 Het was midden in de nacht,
ik was in een diepe slaap
en ik had een nare droom.
14 Ik werd opeens doodsbang,
mijn hele lichaam trilde.
15 Ik voelde een koude adem over mijn gezicht gaan,
en ik schrok enorm.
16 Vlak voor mij was iets,
maar ik kon het niet goed zien.
Toen hoorde ik een zachte stem, die zei:
17 ‘Voor God is niemand zonder fouten,
voor God is niemand volmaakt.
18 God vertrouwt zelfs zijn engelen niet,
zelfs bij zijn engelen ziet hij gebreken.
19 Dan zijn mensen voor hem zeker niet volmaakt!
Hun lichaam is zwak,
het is alleen maar stof.
20 Mensen kunnen zomaar doodgaan.
’s Ochtends zijn ze er nog,
maar ’s avonds zijn ze voorgoed verdwenen.
21 Ze worden opeens uit het leven weggehaald.
Ze sterven, zonder te weten waarom.’’