Tweede toespraak van Elihu
Elihu zegt dat Job spot met God
1 Elihu zei verder:
2 ‘Luister, vrienden,
jullie zijn zo wijs, jullie weten alles zo goed.
Luister nu naar mij.
3 Laten we de zaak goed onderzoeken,
en kijken wat er goed of slecht is.
4 Laten we kijken of Job gelijk heeft,
en of het waar is wat hij heeft gezegd.
5 Job heeft gezegd: ‘Ik ben onschuldig,
maar God weigert om mij gelijk te geven.
6 Alles wat over mij gezegd is, is gelogen.
Ik heb niets verkeerds gedaan,
en toch word ik zwaar gestraft.’
7 Kennen jullie iemand zoals Job?
Hij spot met God alsof het heel gewoon is.
8 Hij is een vriend van misdadigers,
hij gaat om met slechte mensen.
9 Jullie weten wat hij gezegd heeft:
‘Het helpt niet om te doen wat God graag wil.’
God doet geen slechte dingen
10 Vrienden, jullie zijn verstandig.
Luister daarom naar wat ik jullie te zeggen heb.
De machtige God doet geen slechte dingen,
hij wil nooit iemand kwaad doen.
11 De machtige God straft mensen die verkeerd leven,
hij geeft alle mensen hun verdiende loon.
12 Dit is zeker: de machtige God doet geen kwaad,
hij verandert het recht niet in onrecht.
13 Hij regeert over de aarde, niemand anders.
De hele wereld is van hem, van hem alleen.
14-15 Als God geen aandacht voor de mensen had,
dan zouden ze allemaal sterven.
Als God zijn adem niet aan de mensen gaf,
dan zou het leven uit hen verdwijnen.
Voor God zijn alle mensen gelijk
16 Job, als je verstandig bent, luister dan naar mij,
luister goed naar wat ik zeg.
17-18 God regeert over alle mensen.
Dan moet hij toch een eerlijke rechter zijn?
Dan kun jij hem toch niet veroordelen?
Hij is een rechtvaardige en machtige God,
die tegen koningen en leiders kan zeggen:
‘Verdwijn! Alles wat jullie doen, is slecht!’
19 Hij behandelt leiders niet anders dan gewone mensen,
rijken zijn voor hem niet meer waard dan armen.
Want voor God zijn alle mensen gelijk,
hij heeft ze zelf gemaakt.
20 Mensen sterven onverwachts, midden in de nacht.
Machtige leiders verdwijnen plotseling,
God haalt ze zomaar uit het leven weg.
21 Hij ziet alles wat mensen doen,
hij ziet elke stap die ze zetten.
22 Slechte mensen verbergen zich in het donker,
maar God weet hen toch te vinden.
God straft slechte machthebbers
23 God bepaalt zelf wanneer hij zijn oordeel geeft,
mensen kunnen dat niet bepalen.
24 God beslist wanneer een machthebber weg moet,
en er iemand anders moet gaan regeren.
25 Want God weet hoe slecht machtige mensen zijn.
Midden in de nacht vernietigt hij hen.
26 Hij straft hen alsof ze misdadigers zijn,
hij straft hen terwijl iedereen toekijkt.
27 Want ze willen niet naar hem luisteren,
ze houden zich niet aan zijn regels.
28 Door hun schuld schreeuwen arme mensen om hulp,
God hoort die arme mensen huilen en klagen.
29 Maar soms doet God niets.
Dan mogen wij hem niet veroordelen.
Als God zich niet laat zien,
dan kunnen we alleen maar wachten.
30 Toch zorgt hij voor volken en mensen.
Hij wil niet dat slechte mensen regeren,
hij wil niet dat slechte leiders hun volk onderdrukken.
Elihu zegt dat Job spijt moet hebben
31 Job, luister naar mij,
en zeg tegen God dat je fouten gemaakt hebt.
Beloof hem om geen kwaad meer te doen.
32 Vraag hem of je iets verkeerds gedaan hebt,
zonder dat je het wist.
En zeg dan dat je het niet nog eens zult doen.
33 Moet God je straffen op jouw manier,
omdat je zijn manier veroordeelt?
Zeg jij het maar, ik doe dat niet.
Zeg maar hoe jij daarover denkt.
34 Verstandige en wijze mensen zeggen tegen mij:
35 ‘Job gebruikt zijn verstand niet,
wat hij zegt, is onzin.
36 Job moet heel streng gestraft worden,
want hij praat zoals slechte mensen praten.
37 Ook nu nog komt hij in opstand tegen God.
Hij verzet zich tegen God waar wij bij zijn,
en hij blijft God maar beschuldigen.’’
Tweede toespraak van Elihu
Elihu zegt dat Job spot met God
1 Elihu zei verder:
2 ‘Luister, vrienden,
jullie zijn zo wijs, jullie weten alles zo goed.
Luister nu naar mij.
3 Laten we de zaak goed onderzoeken,
en kijken wat er goed of slecht is.
4 Laten we kijken of Job gelijk heeft,
en of het waar is wat hij heeft gezegd.
5 Job heeft gezegd: ‘Ik ben onschuldig,
maar God weigert om mij gelijk te geven.
6 Alles wat over mij gezegd is, is gelogen.
Ik heb niets verkeerds gedaan,
en toch word ik zwaar gestraft.’
7 Kennen jullie iemand zoals Job?
Hij spot met God alsof het heel gewoon is.
8 Hij is een vriend van misdadigers,
hij gaat om met slechte mensen.
9 Jullie weten wat hij gezegd heeft:
‘Het helpt niet om te doen wat God graag wil.’
God doet geen slechte dingen
10 Vrienden, jullie zijn verstandig.
Luister daarom naar wat ik jullie te zeggen heb.
De machtige God doet geen slechte dingen,
hij wil nooit iemand kwaad doen.
11 De machtige God straft mensen die verkeerd leven,
hij geeft alle mensen hun verdiende loon.
12 Dit is zeker: de machtige God doet geen kwaad,
hij verandert het recht niet in onrecht.
13 Hij regeert over de aarde, niemand anders.
De hele wereld is van hem, van hem alleen.
14-15 Als God geen aandacht voor de mensen had,
dan zouden ze allemaal sterven.
Als God zijn adem niet aan de mensen gaf,
dan zou het leven uit hen verdwijnen.
Voor God zijn alle mensen gelijk
16 Job, als je verstandig bent, luister dan naar mij,
luister goed naar wat ik zeg.
17-18 God regeert over alle mensen.
Dan moet hij toch een eerlijke rechter zijn?
Dan kun jij hem toch niet veroordelen?
Hij is een rechtvaardige en machtige God,
die tegen koningen en leiders kan zeggen:
‘Verdwijn! Alles wat jullie doen, is slecht!’
19 Hij behandelt leiders niet anders dan gewone mensen,
rijken zijn voor hem niet meer waard dan armen.
Want voor God zijn alle mensen gelijk,
hij heeft ze zelf gemaakt.
20 Mensen sterven onverwachts, midden in de nacht.
Machtige leiders verdwijnen plotseling,
God haalt ze zomaar uit het leven weg.
21 Hij ziet alles wat mensen doen,
hij ziet elke stap die ze zetten.
22 Slechte mensen verbergen zich in het donker,
maar God weet hen toch te vinden.
God straft slechte machthebbers
23 God bepaalt zelf wanneer hij zijn oordeel geeft,
mensen kunnen dat niet bepalen.
24 God beslist wanneer een machthebber weg moet,
en er iemand anders moet gaan regeren.
25 Want God weet hoe slecht machtige mensen zijn.
Midden in de nacht vernietigt hij hen.
26 Hij straft hen alsof ze misdadigers zijn,
hij straft hen terwijl iedereen toekijkt.
27 Want ze willen niet naar hem luisteren,
ze houden zich niet aan zijn regels.
28 Door hun schuld schreeuwen arme mensen om hulp,
God hoort die arme mensen huilen en klagen.
29 Maar soms doet God niets.
Dan mogen wij hem niet veroordelen.
Als God zich niet laat zien,
dan kunnen we alleen maar wachten.
30 Toch zorgt hij voor volken en mensen.
Hij wil niet dat slechte mensen regeren,
hij wil niet dat slechte leiders hun volk onderdrukken.
Elihu zegt dat Job spijt moet hebben
31 Job, luister naar mij,
en zeg tegen God dat je fouten gemaakt hebt.
Beloof hem om geen kwaad meer te doen.
32 Vraag hem of je iets verkeerds gedaan hebt,
zonder dat je het wist.
En zeg dan dat je het niet nog eens zult doen.
33 Moet God je straffen op jouw manier,
omdat je zijn manier veroordeelt?
Zeg jij het maar, ik doe dat niet.
Zeg maar hoe jij daarover denkt.
34 Verstandige en wijze mensen zeggen tegen mij:
35 ‘Job gebruikt zijn verstand niet,
wat hij zegt, is onzin.
36 Job moet heel streng gestraft worden,
want hij praat zoals slechte mensen praten.
37 Ook nu nog komt hij in opstand tegen God.
Hij verzet zich tegen God waar wij bij zijn,
en hij blijft God maar beschuldigen.’’