De verwoesting van Babel
De goden van Babel kunnen niets meer
1-2 Bel en Nebo, de goden van de stad Babel, hebben geen macht meer. Hun beelden zijn op de grond gevallen. Ze zijn kapot. Eerst liepen de inwoners van Babel plechtig met die beelden door de stad. Maar nu hebben vermoeide dieren ze op hun rug. Nu worden die kapotte beelden door ezels weggedragen.
De beelden zijn in stukken gevallen. De goden hebben geen macht meer. Ze hebben zichzelf niet kunnen redden.
God zal het volk van Israël redden
3 God zegt tegen het volk van Israël: ‘Luister naar mij, iedereen die nog in leven is. Vanaf jullie geboorte heb ik als een moeder voor jullie gezorgd. 4 En dat zal ik blijven doen, totdat jullie oud en grijs zijn. Ik blijf steeds dezelfde. Wat ik gedaan heb, dat zal ik blijven doen. Ik zal jullie steunen en redden.
God is met niemand te vergelijken
5 Er is geen god zoals ik. Ik ben met niemand te vergelijken!
6 Andere goden worden door mensen gemaakt. De mensen zoeken wat goud of zilver bij elkaar, en ze laten een smid daar een beeld van maken. Dan buigen ze en knielen ze voor dat beeld. 7 Ze tillen het op, nemen het mee en zetten het ergens neer. En daar blijft het beeld staan, het komt niet meer van zijn plaats.
Zo’n god reageert niet als iemand om hulp roept. Hij redt mensen niet als ze in moeilijkheden zijn.’
God zal bevrijding brengen
8 God zegt: ‘Volk van Israël, jullie zijn mij niet trouw meer. Denk goed na, kom bij mij terug. 9 Denk na over alles wat er vroeger gebeurd is. Ik ben God, er is geen andere god. Er is niemand zoals ik.
10 In het begin heb ik al voorspeld hoe alles zal aflopen. Lang geleden heb ik al gezegd wat er zal gebeuren. Wat ik besluit, dat gebeurt ook. Wat ik wil, dat doe ik ook.
11 Uit het oosten laat ik een man komen die zo snel is als een adelaar. Hij zal mijn plannen uitvoeren. Dat zal gebeuren omdat ik het zeg. Het zal gaan zoals ik het besloten heb.
12 Luister naar mij, volk van Israël. Jullie zijn eigenwijs, jullie geloven niet dat jullie bevrijd zullen worden. 13 Maar ik zal jullie redden, ik zal bevrijding brengen. Dat zal niet lang meer duren. Ik zal redding brengen in Jeruzalem, en iedereen in Israël zal zien hoe machtig ik ben.’
De verwoesting van Babel
De goden van Babel kunnen niets meer
1-2 Bel en Nebo, de goden van de stad Babel, hebben geen macht meer. Hun beelden zijn op de grond gevallen. Ze zijn kapot. Eerst liepen de inwoners van Babel plechtig met die beelden door de stad. Maar nu hebben vermoeide dieren ze op hun rug. Nu worden die kapotte beelden door ezels weggedragen.
De beelden zijn in stukken gevallen. De goden hebben geen macht meer. Ze hebben zichzelf niet kunnen redden.
God zal het volk van Israël redden
3 God zegt tegen het volk van Israël: ‘Luister naar mij, iedereen die nog in leven is. Vanaf jullie geboorte heb ik als een moeder voor jullie gezorgd. 4 En dat zal ik blijven doen, totdat jullie oud en grijs zijn. Ik blijf steeds dezelfde. Wat ik gedaan heb, dat zal ik blijven doen. Ik zal jullie steunen en redden.
God is met niemand te vergelijken
5 Er is geen god zoals ik. Ik ben met niemand te vergelijken!
6 Andere goden worden door mensen gemaakt. De mensen zoeken wat goud of zilver bij elkaar, en ze laten een smid daar een beeld van maken. Dan buigen ze en knielen ze voor dat beeld. 7 Ze tillen het op, nemen het mee en zetten het ergens neer. En daar blijft het beeld staan, het komt niet meer van zijn plaats.
Zo’n god reageert niet als iemand om hulp roept. Hij redt mensen niet als ze in moeilijkheden zijn.’
God zal bevrijding brengen
8 God zegt: ‘Volk van Israël, jullie zijn mij niet trouw meer. Denk goed na, kom bij mij terug. 9 Denk na over alles wat er vroeger gebeurd is. Ik ben God, er is geen andere god. Er is niemand zoals ik.
10 In het begin heb ik al voorspeld hoe alles zal aflopen. Lang geleden heb ik al gezegd wat er zal gebeuren. Wat ik besluit, dat gebeurt ook. Wat ik wil, dat doe ik ook.
11 Uit het oosten laat ik een man komen die zo snel is als een adelaar. Hij zal mijn plannen uitvoeren. Dat zal gebeuren omdat ik het zeg. Het zal gaan zoals ik het besloten heb.
12 Luister naar mij, volk van Israël. Jullie zijn eigenwijs, jullie geloven niet dat jullie bevrijd zullen worden. 13 Maar ik zal jullie redden, ik zal bevrijding brengen. Dat zal niet lang meer duren. Ik zal redding brengen in Jeruzalem, en iedereen in Israël zal zien hoe machtig ik ben.’