Jezus, priester voor altijd
Melchisedek is priester voor altijd
1 Dit staat over Melchisedek in de heilige boeken: «Melchisedek was koning van Salem en priester van de allerhoogste God. Abraham had eens een aantal koningen verslagen. Toen hij op de terugweg was, kwam Melchisedek hem tegemoet en zegende hem. 2 En Abraham gaf hem een tiende deel van alles wat hij meegenomen had uit de oorlog.»
De naam Melchisedek betekent: rechtvaardige koning. En de naam Salem betekent: vrede. Melchisedek is dus een rechtvaardige koning en een koning van de vrede. 3 Melchisedek heeft geen voorouders en geen vader of moeder. Hij is niet geboren en niet gestorven. Hij blijft dus priester voor altijd, en daarin lijkt hij op de Zoon van God.
De belangrijkste priester
4 Melchisedek is erg belangrijk. Dat kun je zien aan wat Abraham, de voorvader van de Israëlieten, deed. Abraham gaf aan Melchisedek namelijk een tiende deel van alles wat hij uit de oorlog meegenomen had.
5 De Israëlieten moeten volgens de wet belasting betalen, een tiende deel van hun bezit. De priesters hebben de opdracht om dat op te halen. Zij stammen af van Levi. Maar ze stammen uiteindelijk af van Abraham, net als de andere Israëlieten. De priesters halen dus belasting op bij de mensen van hun eigen volk.
6 Maar Melchisedek stamde niet van Abraham af. Toch kreeg hij van Abraham een tiende deel. Melchisedek was dus belangrijker dan Abraham.
Dat zien we ook nog op een andere manier. Abraham had Gods belofte gekregen, maar Melchisedek zegende Abraham. 7 En we weten allemaal: je kunt iemand alleen zegenen als je belangrijker bent dan hij.
8 De Levieten die een tiende deel komen ophalen bij de Israëlieten, zijn sterfelijk. Maar Melchisedek, die van Abraham een tiende deel kreeg, blijft altijd leven. Dat staat in de heilige boeken.
9-10 Die Levieten komen dus een tiende deel ophalen. Maar zelf hebben ze eigenlijk ook een tiende deel betaald. Want hun voorvader Levi stamt af van Abraham. Toen Abraham aan Melchisedek een tiende deel gaf, was Levi nog niet geboren. Hij was eigenlijk nog deel van Abraham. Je kunt daarom zeggen dat ook Levi een tiende deel aan Melchisedek betaald heeft.
Zo zien we dus dat Melchisedek een veel belangrijkere priester is dan de priesters die afstammen van Levi.
Er is een nieuw soort priester nodig
11 Het volk van Israël kreeg de wet. En de belangrijkste regels van de wet gaan over het werk van de priesters. De priesters uit de stam Levi hadden ervoor moeten zorgen dat de mensen gered werden. Maar dat konden ze niet. Daarom moest er een nieuw soort priester komen. Niet iemand uit de stam Levi, maar iemand die priester voor altijd zou zijn, net als Melchisedek.
12-14 Die nieuwe priester is Jezus. Onze Heer Jezus kwam niet uit de stam Levi, hij kwam uit de stam Juda. En mannen uit de stam Juda werken niet in de tempel. In de Joodse wet staat ook niet dat ze priester mogen worden. Omdat er een nieuw soort priester kwam, moest er dus ook een nieuwe wet komen.
15 Het was dus al duidelijk dat er een nieuwe priester en een nieuwe wet moesten komen. En het werd nog veel duidelijker toen die nieuwe priester kwam: Jezus, een priester zoals Melchisedek. 16 Volgens de Joodse wet worden mannen priester omdat ze uit een bepaalde stam komen. Maar Jezus is een heel ander soort priester. Hij is priester omdat hij voor altijd zal leven. 17 Want over Jezus heeft God in de heilige boeken gezegd: «Jij zult priester voor altijd zijn, net als Melchisedek.»
18 Oude regels moeten verdwijnen als ze geen nut meer hebben en zinloos zijn. 19 En dat geldt ook voor de Joodse wet. Die wet heeft er namelijk niet voor gezorgd dat mensen gered kunnen worden.
Maar dankzij Jezus is er in plaats van de wet iets beters gekomen: wij mogen erop vertrouwen dat God ons zal redden. En omdat we daarop vertrouwen, leven we dichter bij God.
Jezus is priester voor altijd
20-21 De Levieten werden priester zonder dat God een plechtige belofte aan hen deed. Toen Jezus priester werd, deed God wel zo’n belofte. Want in de heilige boeken staat: «De Heer heeft een plechtige belofte gedaan, waar hij zich aan zal houden: Jij zult priester voor altijd zijn.» 22 Daaraan zien we dat Jezus een ander soort priester is dan de Levieten. Dankzij hem geldt nu Gods nieuwe afspraak met de mensen, en mogen wij bij Gods nieuwe wereld horen.
23 De Levieten zijn sterfelijk, dus er moeten steeds weer nieuwe priesters komen. 24-25 Maar Jezus leeft voor altijd. Hij blijft dus ook voor altijd priester. Daarom kan hij mensen die via hem bij God komen, voor altijd redden. Want Jezus laat ons niet in de steek.
Eén offer van Jezus was genoeg
26 Jezus is de hogepriester die wij nodig hebben. Want hij hoort bij God, en hij heeft nooit iets verkeerds gedaan. Hij is volmaakt goed. En hij woont niet tussen zondige mensen, maar bij God in de hemel.
27-28 De hogepriesters worden priester volgens de regels van de Joodse wet. Ze zijn mensen zoals iedereen. Daarom moeten ze elke dag offers brengen voor wat ze zelf verkeerd gedaan hebben. Pas dan kunnen ze offers brengen voor de fouten van andere mensen.
Jezus, onze hogepriester, hoeft niet elke dag te offeren. Hij hoefde maar één offer te brengen. Hij heeft namelijk zichzelf geofferd, toen hij voor de mensen stierf aan het kruis. God zelf heeft hem daarna in de hemel hogepriester voor altijd gemaakt. Dat deed God met een plechtige belofte. Die belofte zorgde ervoor dat de wet niet meer nodig was.
Jezus, priester voor altijd
Melchisedek is priester voor altijd
1 Dit staat over Melchisedek in de heilige boeken: «Melchisedek was koning van Salem en priester van de allerhoogste God. Abraham had eens een aantal koningen verslagen. Toen hij op de terugweg was, kwam Melchisedek hem tegemoet en zegende hem. 2 En Abraham gaf hem een tiende deel van alles wat hij meegenomen had uit de oorlog.»
De naam Melchisedek betekent: rechtvaardige koning. En de naam Salem betekent: vrede. Melchisedek is dus een rechtvaardige koning en een koning van de vrede. 3 Melchisedek heeft geen voorouders en geen vader of moeder. Hij is niet geboren en niet gestorven. Hij blijft dus priester voor altijd, en daarin lijkt hij op de Zoon van God.
De belangrijkste priester
4 Melchisedek is erg belangrijk. Dat kun je zien aan wat Abraham, de voorvader van de Israëlieten, deed. Abraham gaf aan Melchisedek namelijk een tiende deel van alles wat hij uit de oorlog meegenomen had.
5 De Israëlieten moeten volgens de wet belasting betalen, een tiende deel van hun bezit. De priesters hebben de opdracht om dat op te halen. Zij stammen af van Levi. Maar ze stammen uiteindelijk af van Abraham, net als de andere Israëlieten. De priesters halen dus belasting op bij de mensen van hun eigen volk.
6 Maar Melchisedek stamde niet van Abraham af. Toch kreeg hij van Abraham een tiende deel. Melchisedek was dus belangrijker dan Abraham.
Dat zien we ook nog op een andere manier. Abraham had Gods belofte gekregen, maar Melchisedek zegende Abraham. 7 En we weten allemaal: je kunt iemand alleen zegenen als je belangrijker bent dan hij.
8 De Levieten die een tiende deel komen ophalen bij de Israëlieten, zijn sterfelijk. Maar Melchisedek, die van Abraham een tiende deel kreeg, blijft altijd leven. Dat staat in de heilige boeken.
9-10 Die Levieten komen dus een tiende deel ophalen. Maar zelf hebben ze eigenlijk ook een tiende deel betaald. Want hun voorvader Levi stamt af van Abraham. Toen Abraham aan Melchisedek een tiende deel gaf, was Levi nog niet geboren. Hij was eigenlijk nog deel van Abraham. Je kunt daarom zeggen dat ook Levi een tiende deel aan Melchisedek betaald heeft.
Zo zien we dus dat Melchisedek een veel belangrijkere priester is dan de priesters die afstammen van Levi.
Er is een nieuw soort priester nodig
11 Het volk van Israël kreeg de wet. En de belangrijkste regels van de wet gaan over het werk van de priesters. De priesters uit de stam Levi hadden ervoor moeten zorgen dat de mensen gered werden. Maar dat konden ze niet. Daarom moest er een nieuw soort priester komen. Niet iemand uit de stam Levi, maar iemand die priester voor altijd zou zijn, net als Melchisedek.
12-14 Die nieuwe priester is Jezus. Onze Heer Jezus kwam niet uit de stam Levi, hij kwam uit de stam Juda. En mannen uit de stam Juda werken niet in de tempel. In de Joodse wet staat ook niet dat ze priester mogen worden. Omdat er een nieuw soort priester kwam, moest er dus ook een nieuwe wet komen.
15 Het was dus al duidelijk dat er een nieuwe priester en een nieuwe wet moesten komen. En het werd nog veel duidelijker toen die nieuwe priester kwam: Jezus, een priester zoals Melchisedek. 16 Volgens de Joodse wet worden mannen priester omdat ze uit een bepaalde stam komen. Maar Jezus is een heel ander soort priester. Hij is priester omdat hij voor altijd zal leven. 17 Want over Jezus heeft God in de heilige boeken gezegd: «Jij zult priester voor altijd zijn, net als Melchisedek.»
18 Oude regels moeten verdwijnen als ze geen nut meer hebben en zinloos zijn. 19 En dat geldt ook voor de Joodse wet. Die wet heeft er namelijk niet voor gezorgd dat mensen gered kunnen worden.
Maar dankzij Jezus is er in plaats van de wet iets beters gekomen: wij mogen erop vertrouwen dat God ons zal redden. En omdat we daarop vertrouwen, leven we dichter bij God.
Jezus is priester voor altijd
20-21 De Levieten werden priester zonder dat God een plechtige belofte aan hen deed. Toen Jezus priester werd, deed God wel zo’n belofte. Want in de heilige boeken staat: «De Heer heeft een plechtige belofte gedaan, waar hij zich aan zal houden: Jij zult priester voor altijd zijn.» 22 Daaraan zien we dat Jezus een ander soort priester is dan de Levieten. Dankzij hem geldt nu Gods nieuwe afspraak met de mensen, en mogen wij bij Gods nieuwe wereld horen.
23 De Levieten zijn sterfelijk, dus er moeten steeds weer nieuwe priesters komen. 24-25 Maar Jezus leeft voor altijd. Hij blijft dus ook voor altijd priester. Daarom kan hij mensen die via hem bij God komen, voor altijd redden. Want Jezus laat ons niet in de steek.
Eén offer van Jezus was genoeg
26 Jezus is de hogepriester die wij nodig hebben. Want hij hoort bij God, en hij heeft nooit iets verkeerds gedaan. Hij is volmaakt goed. En hij woont niet tussen zondige mensen, maar bij God in de hemel.
27-28 De hogepriesters worden priester volgens de regels van de Joodse wet. Ze zijn mensen zoals iedereen. Daarom moeten ze elke dag offers brengen voor wat ze zelf verkeerd gedaan hebben. Pas dan kunnen ze offers brengen voor de fouten van andere mensen.
Jezus, onze hogepriester, hoeft niet elke dag te offeren. Hij hoefde maar één offer te brengen. Hij heeft namelijk zichzelf geofferd, toen hij voor de mensen stierf aan het kruis. God zelf heeft hem daarna in de hemel hogepriester voor altijd gemaakt. Dat deed God met een plechtige belofte. Die belofte zorgde ervoor dat de wet niet meer nodig was.