De rechtszaak bij de Romeinen
Tertullus houdt een toespraak
1 Vijf dagen later kwam hogepriester Ananias in Caesarea met enkele Joodse leiders. Hij had ook Tertullus meegenomen, een man die veel wist van de Romeinse wet. Met elkaar gingen ze naar Felix om een klacht tegen Paulus in te dienen.
2-3 Felix liet Paulus uit de gevangenis ophalen. Toen Paulus er was, hield Tertullus een toespraak om hem te beschuldigen. Hij zei: ‘Geachte Felix, dankzij u is er al lange tijd vrede in ons land. U neemt beslissingen die goed zijn voor ons volk. Dat weten wij, en daar zijn we u heel erg dankbaar voor. 4 Wilt u vandaag zo vriendelijk zijn om een ogenblik naar ons te luisteren? Ik zal het kort houden.
5 Wij hebben gemerkt dat deze Paulus heel gevaarlijk is, zo gevaarlijk als een besmettelijke ziekte. Want hij zorgt ervoor dat Joden overal in de wereld in opstand komen. Hij is de leider van de Nazoreeërs. 6 Hij heeft geprobeerd de tempel in Jeruzalem onrein te maken! Maar toen hebben wij hem opgepakt.
7-8 U moet hem maar vragen stellen. Dan zult u merken dat al onze beschuldigingen waar zijn.’
9 De Joodse leiders waren het eens met de toespraak van Tertullus. Ze zeiden: ‘Wat hij zegt, klopt allemaal.’
Paulus verdedigt zichzelf
10 Toen gaf Felix een teken dat Paulus mocht spreken. En Paulus zei: ‘Ik ben blij dat ik mezelf bij u mag verdedigen. Want u spreekt al heel lang recht over mijn volk. Daarom vertrouw ik op uw oordeel.
De dingen die Tertullus zegt, zijn niet waar. 11 Ik ben pas twaalf dagen geleden naar Jeruzalem gekomen om God in de tempel te eren. Dat kunt u makkelijk controleren. 12 Ik heb in Jeruzalem met niemand een discussie over het geloof gehad. Ik heb ook geen opstand veroorzaakt in de tempel, in de synagogen of ergens anders in de stad. 13 Tertullus en de Joodse leiders hebben dus geen bewijs voor hun beschuldigingen!
Paulus vertelt dat hij christen is
14 Tertullus noemde mij een Nazoreeër, maar ik noem mijzelf een christen. En als christen vereer ik de God van onze voorouders. Ik geloof in alles wat er in de wet van Mozes en in de boeken van de profeten staat. 15 Net zoals de andere mensen hier, verwacht ik dat de doden weer zullen leven. God zal de goede en de slechte mensen laten opstaan uit de dood. 16 Daarom probeer ik altijd goed te leven en te doen wat God wil.
Paulus vertelt wat er in Jeruzalem gebeurd is
17 Ik ben lang uit Jeruzalem weg geweest. En ik kwam terug om geld te brengen aan de arme mensen van mijn volk. Ook wilde ik offers brengen in de tempel. 18-19 Daar was ik mee bezig toen een paar Joden uit Asia mij zagen. Zij zouden eigenlijk hier moeten zijn om mij te beschuldigen. Maar dat zouden ze niet kunnen. Want ik heb niets verkeerds gedaan! Ik had me bij de ingang van de tempel gewassen, en er was absoluut geen ruzie of onrust.
20-21 Toen moest ik bij de Joodse leiders komen. Ook zij konden me nergens van beschuldigen. Ik zei wel: ‘Ik geloof dat de doden zullen opstaan. Dat is de enige reden dat ik me voor jullie moet verdedigen.’ Misschien zijn ze daar boos over. Deze leiders hier waren erbij, laten zij maar zeggen wat ik verkeerd gedaan heb.’
Felix neemt nog geen beslissing
22 Felix wist al veel over het christelijke geloof. Maar hij zei: ‘Ik neem nog geen beslissing. Ik wil eerst spreken met generaal Lysias uit Jeruzalem.’ Toen stuurde hij iedereen weg.
23 Paulus werd weer opgesloten. Maar de bewakers kregen opdracht om niet al te streng voor hem te zijn. Zijn vrienden mochten gewoon naar hem toe om voor hem te zorgen.
Paulus zit twee jaar gevangen
24 Een paar dagen later ging Felix, samen met zijn Joodse vrouw Drusilla, naar de gevangenis. Hij liet Paulus halen. Want hij wilde nog meer horen over het geloof in Jezus Christus.
25 Paulus vertelde hem dat mensen goed en eerlijk moeten leven. En dat Jezus Christus op een dag over iedereen zal rechtspreken. Toen werd Felix bang, en hij zei: ‘Ga nu maar weer weg. Als ik nog eens tijd heb, zal ik je weer laten roepen.’
26 Felix hoopte dat Paulus hem geld zou geven om vrijgelaten te worden. Daarom liet hij hem vaak halen voor een gesprek.
27 Zo gingen er twee jaren voorbij. Toen werd Felix opgevolgd door Porcius Festus. Omdat Felix de Joden een plezier wilde doen, liet hij Paulus in de gevangenis achter.
De rechtszaak bij de Romeinen
Tertullus houdt een toespraak
1 Vijf dagen later kwam hogepriester Ananias in Caesarea met enkele Joodse leiders. Hij had ook Tertullus meegenomen, een man die veel wist van de Romeinse wet. Met elkaar gingen ze naar Felix om een klacht tegen Paulus in te dienen.
2-3 Felix liet Paulus uit de gevangenis ophalen. Toen Paulus er was, hield Tertullus een toespraak om hem te beschuldigen. Hij zei: ‘Geachte Felix, dankzij u is er al lange tijd vrede in ons land. U neemt beslissingen die goed zijn voor ons volk. Dat weten wij, en daar zijn we u heel erg dankbaar voor. 4 Wilt u vandaag zo vriendelijk zijn om een ogenblik naar ons te luisteren? Ik zal het kort houden.
5 Wij hebben gemerkt dat deze Paulus heel gevaarlijk is, zo gevaarlijk als een besmettelijke ziekte. Want hij zorgt ervoor dat Joden overal in de wereld in opstand komen. Hij is de leider van de Nazoreeërs. 6 Hij heeft geprobeerd de tempel in Jeruzalem onrein te maken! Maar toen hebben wij hem opgepakt.
7-8 U moet hem maar vragen stellen. Dan zult u merken dat al onze beschuldigingen waar zijn.’
9 De Joodse leiders waren het eens met de toespraak van Tertullus. Ze zeiden: ‘Wat hij zegt, klopt allemaal.’
Paulus verdedigt zichzelf
10 Toen gaf Felix een teken dat Paulus mocht spreken. En Paulus zei: ‘Ik ben blij dat ik mezelf bij u mag verdedigen. Want u spreekt al heel lang recht over mijn volk. Daarom vertrouw ik op uw oordeel.
De dingen die Tertullus zegt, zijn niet waar. 11 Ik ben pas twaalf dagen geleden naar Jeruzalem gekomen om God in de tempel te eren. Dat kunt u makkelijk controleren. 12 Ik heb in Jeruzalem met niemand een discussie over het geloof gehad. Ik heb ook geen opstand veroorzaakt in de tempel, in de synagogen of ergens anders in de stad. 13 Tertullus en de Joodse leiders hebben dus geen bewijs voor hun beschuldigingen!
Paulus vertelt dat hij christen is
14 Tertullus noemde mij een Nazoreeër, maar ik noem mijzelf een christen. En als christen vereer ik de God van onze voorouders. Ik geloof in alles wat er in de wet van Mozes en in de boeken van de profeten staat. 15 Net zoals de andere mensen hier, verwacht ik dat de doden weer zullen leven. God zal de goede en de slechte mensen laten opstaan uit de dood. 16 Daarom probeer ik altijd goed te leven en te doen wat God wil.
Paulus vertelt wat er in Jeruzalem gebeurd is
17 Ik ben lang uit Jeruzalem weg geweest. En ik kwam terug om geld te brengen aan de arme mensen van mijn volk. Ook wilde ik offers brengen in de tempel. 18-19 Daar was ik mee bezig toen een paar Joden uit Asia mij zagen. Zij zouden eigenlijk hier moeten zijn om mij te beschuldigen. Maar dat zouden ze niet kunnen. Want ik heb niets verkeerds gedaan! Ik had me bij de ingang van de tempel gewassen, en er was absoluut geen ruzie of onrust.
20-21 Toen moest ik bij de Joodse leiders komen. Ook zij konden me nergens van beschuldigen. Ik zei wel: ‘Ik geloof dat de doden zullen opstaan. Dat is de enige reden dat ik me voor jullie moet verdedigen.’ Misschien zijn ze daar boos over. Deze leiders hier waren erbij, laten zij maar zeggen wat ik verkeerd gedaan heb.’
Felix neemt nog geen beslissing
22 Felix wist al veel over het christelijke geloof. Maar hij zei: ‘Ik neem nog geen beslissing. Ik wil eerst spreken met generaal Lysias uit Jeruzalem.’ Toen stuurde hij iedereen weg.
23 Paulus werd weer opgesloten. Maar de bewakers kregen opdracht om niet al te streng voor hem te zijn. Zijn vrienden mochten gewoon naar hem toe om voor hem te zorgen.
Paulus zit twee jaar gevangen
24 Een paar dagen later ging Felix, samen met zijn Joodse vrouw Drusilla, naar de gevangenis. Hij liet Paulus halen. Want hij wilde nog meer horen over het geloof in Jezus Christus.
25 Paulus vertelde hem dat mensen goed en eerlijk moeten leven. En dat Jezus Christus op een dag over iedereen zal rechtspreken. Toen werd Felix bang, en hij zei: ‘Ga nu maar weer weg. Als ik nog eens tijd heb, zal ik je weer laten roepen.’
26 Felix hoopte dat Paulus hem geld zou geven om vrijgelaten te worden. Daarom liet hij hem vaak halen voor een gesprek.
27 Zo gingen er twee jaren voorbij. Toen werd Felix opgevolgd door Porcius Festus. Omdat Felix de Joden een plezier wilde doen, liet hij Paulus in de gevangenis achter.