Achitofel doet een voorstel
1 Achitofel zei tegen Absalom: ‘Ik stel het volgende voor. Ik kies 12.000 soldaten uit. Met hen ga ik vannacht achter koning David aan. 2 Dan wacht ik totdat hij heel moe is en geen kracht meer heeft. Op dat moment zal ik hem plotseling aanvallen, zodat alle soldaten schrikken en wegvluchten. Dan zal ik de koning doden. 3 Als dat gebeurd is, kom ik meteen met uw hele leger terug. En ik beloof dat niemand van uw soldaten gewond zal raken.’
4 Absalom en alle leiders van Israël vonden het een goed voorstel. 5-6 Maar Absalom wilde ook weten wat Chusai ervan vond. Hij riep hem bij zich en vroeg: ‘Wat vind jij van het voorstel van Achitofel? Moeten we doen wat hij zegt of niet?’
Chusai vindt het een slecht voorstel
7 Chusai zei tegen Absalom: ‘Deze keer is het voorstel van Achitofel niet goed. 8 Ik zal u uitleggen waarom. U kent uw vader en zijn soldaten. U weet dat het dappere mannen zijn. Maar ze zijn nu ook gevaarlijk. Ze zullen net zo hard vechten als een berin waarvan de jongen weggehaald zijn.
Uw vader heeft veel ervaring in de oorlog. Hij zal daarom niet bij het leger slapen. 9 Hij zal zich ergens anders verstoppen. Misschien tussen de rotsen, of op een andere geheime plek. En dan kan hij ons met zijn leger aanvallen! Als dat gebeurt, zullen de mensen zeggen: ‘Het leger van Absalom is verslagen.’ 10 En dan zal iedereen bang worden, zelfs de dapperste soldaten. Want alle Israëlieten weten dat uw vader een held is. En ze weten dat zijn soldaten heel moedig zijn.’
Chusai heeft een ander voorstel
11 Daarna zei Chusai tegen Absalom: ‘Ik stel het volgende voor. Roep alle mannen van Israël bij elkaar, van het noorden tot het zuiden. Dat zijn net zo veel mannen als er zand is bij de zee. U moet zelf ook meegaan.
12 We zullen David vinden! Ook als hij heel goed verstopt zit. Dan vallen we hem met z’n allen aan. We zullen ze allemaal doden, David en iedereen die bij hem is! 13 Misschien vlucht David naar een stad. Maar dan zullen wij met alle Israëlieten de muren van die stad afbreken. En we zullen alles uit die stad weghalen, totdat er geen steen meer van over is!’
14 Absalom en alle Israëlieten vonden het voorstel van Chusai beter dan het voorstel van Achitofel. Zo zorgde de Heer ervoor dat Absalom niet naar de goede raad van Achitofel luisterde. Want de Heer wilde dat Absalom gestraft zou worden.
David vlucht
Chusai stuurt David een bericht
15 Chusai ging naar de priesters Sadok en Abjatar. Hij vertelde welk voorstel Achitofel gedaan had aan Absalom en aan de leiders van Israël. En hij vertelde ook welk voorstel hij zelf gedaan had.
16 Daarna zei hij: ‘Stuur David zo snel mogelijk bericht dat hij vannacht de Jordaan moet oversteken. Anders zal hij samen met al zijn soldaten gedood worden.’
Jonatan en Achimaäs verstoppen zich
17 Intussen waren Jonatan en Achimaäs naar de Rogel-bron gegaan, buiten de stad. Daar gaf een slavin hun het bericht van Chusai. Zij moesten het doorgeven aan David.
Jonatan en Achimaäs bleven buiten de stad, omdat ze door niemand gezien wilden worden. 18 Maar er was toch iemand die hen zag. En die vertelde dat aan Absalom. Daarom gingen Jonatan en Achimaäs snel naar het dorp Bachurim. Daar kwamen ze bij een man die naast zijn huis een put had. Jonatan en Achimaäs verstopten zich in de put. 19 De vrouw van de man legde een zak over de put en strooide er graan overheen. Zo zag je niet dat het een put was.
20 Toen kwamen de dienaren van Absalom ook bij dat huis. Ze vroegen aan de vrouw: ‘Waar zijn Achimaäs en Jonatan?’ De vrouw zei: ‘Die zijn de rivier overgestoken.’
De mannen gingen zoeken, maar ze vonden Jonatan en Achimaäs niet. Toen gingen de mannen weer terug naar Jeruzalem.
Jonatan en Achimaäs gaan naar David
21 Toen de mannen weg waren, klommen Jonatan en Achimaäs uit de put. Ze gingen naar David en zeiden tegen hem: ‘U moet snel zijn! Steek onmiddellijk de Jordaan over. Want Achitofel heeft een plan bedacht om u aan te vallen.’
22 Meteen gingen David en zijn soldaten naar de overkant van de rivier. Toen het ochtend werd, was iedereen aan de overkant.
Achitofel pleegt zelfmoord
23 Toen Achitofel merkte dat zijn raad niet opgevolgd werd, deed hij het volgende. Hij reed op zijn ezel terug naar zijn eigen stad. Toen hij thuisgekomen was, regelde hij zijn laatste zaken. Daarna hing hij zichzelf op.
Zo stierf Achitofel. Hij werd begraven in het graf van zijn vader.
Absalom maakt Amasa legerleider
24 David kwam aan in Machanaïm. Absalom en het leger van Israël moesten toen nog de Jordaan oversteken.
25 Absalom had Amasa legerleider gemaakt in plaats van Joab. De vader van Amasa was de Israëliet Jitra. De moeder van Amasa heette Abigal. Zij was een dochter van Nachas en een zus van Joabs moeder, die Seruja heette.
26 Absalom en zijn soldaten maakten een kamp in het gebied Gilead.
David en zijn soldaten krijgen eten
27 Intussen was David dus in Machanaïm aangekomen. Daar brachten Sobi, Machir en Barzillai hem eten. Sobi was een zoon van Nachas. Hij kwam uit Rabba, de hoofdstad van Ammon. Machir was een zoon van Ammiël. Hij kwam uit Lo-Debar. En Barzillai kwam uit Rogelim, in het gebied Gilead.
28-29 Zij brachten voor David en zijn soldaten het volgende mee: verschillende soorten graan, meel, bonen, linzen, honing, boter, kaas, schapen en geiten. Ze brachten ook dekens mee, en schalen en borden. En ze zeiden: ‘We brengen dit mee voor u en uw soldaten. Want jullie zullen in de woestijn wel moe geworden zijn. En jullie zullen wel honger en dorst gekregen hebben.’
Achitofel doet een voorstel
1 Achitofel zei tegen Absalom: ‘Ik stel het volgende voor. Ik kies 12.000 soldaten uit. Met hen ga ik vannacht achter koning David aan. 2 Dan wacht ik totdat hij heel moe is en geen kracht meer heeft. Op dat moment zal ik hem plotseling aanvallen, zodat alle soldaten schrikken en wegvluchten. Dan zal ik de koning doden. 3 Als dat gebeurd is, kom ik meteen met uw hele leger terug. En ik beloof dat niemand van uw soldaten gewond zal raken.’
4 Absalom en alle leiders van Israël vonden het een goed voorstel. 5-6 Maar Absalom wilde ook weten wat Chusai ervan vond. Hij riep hem bij zich en vroeg: ‘Wat vind jij van het voorstel van Achitofel? Moeten we doen wat hij zegt of niet?’
Chusai vindt het een slecht voorstel
7 Chusai zei tegen Absalom: ‘Deze keer is het voorstel van Achitofel niet goed. 8 Ik zal u uitleggen waarom. U kent uw vader en zijn soldaten. U weet dat het dappere mannen zijn. Maar ze zijn nu ook gevaarlijk. Ze zullen net zo hard vechten als een berin waarvan de jongen weggehaald zijn.
Uw vader heeft veel ervaring in de oorlog. Hij zal daarom niet bij het leger slapen. 9 Hij zal zich ergens anders verstoppen. Misschien tussen de rotsen, of op een andere geheime plek. En dan kan hij ons met zijn leger aanvallen! Als dat gebeurt, zullen de mensen zeggen: ‘Het leger van Absalom is verslagen.’ 10 En dan zal iedereen bang worden, zelfs de dapperste soldaten. Want alle Israëlieten weten dat uw vader een held is. En ze weten dat zijn soldaten heel moedig zijn.’
Chusai heeft een ander voorstel
11 Daarna zei Chusai tegen Absalom: ‘Ik stel het volgende voor. Roep alle mannen van Israël bij elkaar, van het noorden tot het zuiden. Dat zijn net zo veel mannen als er zand is bij de zee. U moet zelf ook meegaan.
12 We zullen David vinden! Ook als hij heel goed verstopt zit. Dan vallen we hem met z’n allen aan. We zullen ze allemaal doden, David en iedereen die bij hem is! 13 Misschien vlucht David naar een stad. Maar dan zullen wij met alle Israëlieten de muren van die stad afbreken. En we zullen alles uit die stad weghalen, totdat er geen steen meer van over is!’
14 Absalom en alle Israëlieten vonden het voorstel van Chusai beter dan het voorstel van Achitofel. Zo zorgde de Heer ervoor dat Absalom niet naar de goede raad van Achitofel luisterde. Want de Heer wilde dat Absalom gestraft zou worden.
David vlucht
Chusai stuurt David een bericht
15 Chusai ging naar de priesters Sadok en Abjatar. Hij vertelde welk voorstel Achitofel gedaan had aan Absalom en aan de leiders van Israël. En hij vertelde ook welk voorstel hij zelf gedaan had.
16 Daarna zei hij: ‘Stuur David zo snel mogelijk bericht dat hij vannacht de Jordaan moet oversteken. Anders zal hij samen met al zijn soldaten gedood worden.’
Jonatan en Achimaäs verstoppen zich
17 Intussen waren Jonatan en Achimaäs naar de Rogel-bron gegaan, buiten de stad. Daar gaf een slavin hun het bericht van Chusai. Zij moesten het doorgeven aan David.
Jonatan en Achimaäs bleven buiten de stad, omdat ze door niemand gezien wilden worden. 18 Maar er was toch iemand die hen zag. En die vertelde dat aan Absalom. Daarom gingen Jonatan en Achimaäs snel naar het dorp Bachurim. Daar kwamen ze bij een man die naast zijn huis een put had. Jonatan en Achimaäs verstopten zich in de put. 19 De vrouw van de man legde een zak over de put en strooide er graan overheen. Zo zag je niet dat het een put was.
20 Toen kwamen de dienaren van Absalom ook bij dat huis. Ze vroegen aan de vrouw: ‘Waar zijn Achimaäs en Jonatan?’ De vrouw zei: ‘Die zijn de rivier overgestoken.’
De mannen gingen zoeken, maar ze vonden Jonatan en Achimaäs niet. Toen gingen de mannen weer terug naar Jeruzalem.
Jonatan en Achimaäs gaan naar David
21 Toen de mannen weg waren, klommen Jonatan en Achimaäs uit de put. Ze gingen naar David en zeiden tegen hem: ‘U moet snel zijn! Steek onmiddellijk de Jordaan over. Want Achitofel heeft een plan bedacht om u aan te vallen.’
22 Meteen gingen David en zijn soldaten naar de overkant van de rivier. Toen het ochtend werd, was iedereen aan de overkant.
Achitofel pleegt zelfmoord
23 Toen Achitofel merkte dat zijn raad niet opgevolgd werd, deed hij het volgende. Hij reed op zijn ezel terug naar zijn eigen stad. Toen hij thuisgekomen was, regelde hij zijn laatste zaken. Daarna hing hij zichzelf op.
Zo stierf Achitofel. Hij werd begraven in het graf van zijn vader.
Absalom maakt Amasa legerleider
24 David kwam aan in Machanaïm. Absalom en het leger van Israël moesten toen nog de Jordaan oversteken.
25 Absalom had Amasa legerleider gemaakt in plaats van Joab. De vader van Amasa was de Israëliet Jitra. De moeder van Amasa heette Abigal. Zij was een dochter van Nachas en een zus van Joabs moeder, die Seruja heette.
26 Absalom en zijn soldaten maakten een kamp in het gebied Gilead.
David en zijn soldaten krijgen eten
27 Intussen was David dus in Machanaïm aangekomen. Daar brachten Sobi, Machir en Barzillai hem eten. Sobi was een zoon van Nachas. Hij kwam uit Rabba, de hoofdstad van Ammon. Machir was een zoon van Ammiël. Hij kwam uit Lo-Debar. En Barzillai kwam uit Rogelim, in het gebied Gilead.
28-29 Zij brachten voor David en zijn soldaten het volgende mee: verschillende soorten graan, meel, bonen, linzen, honing, boter, kaas, schapen en geiten. Ze brachten ook dekens mee, en schalen en borden. En ze zeiden: ‘We brengen dit mee voor u en uw soldaten. Want jullie zullen in de woestijn wel moe geworden zijn. En jullie zullen wel honger en dorst gekregen hebben.’