Het geld moet snel ingezameld worden
1 Eigenlijk hoef ik jullie niets te schrijven over de hulpactie voor de christenen in Jeruzalem. 2 Want jullie staan klaar om mee te doen! Dat weet ik. Ik heb trots over jullie verteld aan de christenen in Macedonië. Ik zei: ‘De christenen in Korinte en in de rest van de provincie Achaje hebben vorig jaar al besloten om mee te doen.’ En de meeste christenen in Macedonië hebben toen jullie goede voorbeeld gevolgd.
3 Ik stuur nu Titus en de twee andere christenen naar jullie toe. Want ik heb steeds trots over jullie gezegd: ‘Ze doen mee!’ Maar dat moeten jullie nu dan ook echt doen. 4 Als ik over een tijdje naar jullie toe kom, komen er ook christenen uit Macedonië mee. Stel je voor dat jullie dan nog niets ingezameld hebben. Wat een schande zou dat zijn! Voor mij, maar vooral voor jullie.
5 Daarom vind ik het nodig dat Titus en die twee anderen alvast naar jullie toe gaan. Zij moeten ervoor zorgen dat jullie voorbereid zijn op mijn bezoek. En dat het geld dat jullie beloofd hebben, ingezameld wordt. Als ik bij jullie kom, moet het klaarliggen als een prachtig geschenk. Jullie moeten niet tot het laatste moment wachten en dan maar heel weinig geven!
God geeft al het goede
6 Denk eraan: Iemand die weinig zaait, zal ook weinig oogsten. Iemand die veel zaait, zal ook veel oogsten. 7 Iedereen moet voor zichzelf besluiten hoeveel hij wil geven. Je moet van harte geven, en niet omdat het verplicht is. Want God houdt van mensen die met vreugde geven.
8 God heeft de macht om jullie al het goede te schenken. Hij kan jullie alles geven wat je nodig hebt. Zelfs zo veel dat jullie altijd meer dan genoeg hebben, en veel overhouden om andere mensen te steunen. 9 Zo staat het ook in de heilige boeken: «Ze geven veel aan arme mensen. Altijd blijven ze het goede doen.»
10 Het is God die zorgt voor zaad om te zaaien en brood om te eten. Hij zal er ook voor zorgen dat jullie meer dan genoeg hebben. En dat jullie steeds meer goeddoen voor anderen.
Het gaat om de dank aan God
11 God heeft jullie op veel manieren rijk gemaakt. Nu moeten jullie ook klaarstaan om anderen te helpen. Dan zullen de christenen in Jeruzalem God danken voor de steun die ze via mij van jullie krijgen.
12 Jullie dienen God door de christenen in Jeruzalem te steunen. Want zij krijgen dan de hulp die ze nodig hebben, en ze zullen God met heel hun hart danken. 13 Ze zullen God eren als ze merken dat jullie hen graag willen steunen. En dat jullie willen laten zien dat alle christenen een eenheid vormen. Dan weten ze dat jullie je houden aan wat er afgesproken is toen het werk aan het goede nieuws begon.
14 Telkens als zij voor jullie bidden, voelen ze zich met jullie verbonden. Want ze hebben gemerkt dat God geweldig goed voor jullie is.
15 Laten we God danken voor wat hij ons geeft, een geschenk dat te groot is voor woorden.
Het geld moet snel ingezameld worden
1 Eigenlijk hoef ik jullie niets te schrijven over de hulpactie voor de christenen in Jeruzalem. 2 Want jullie staan klaar om mee te doen! Dat weet ik. Ik heb trots over jullie verteld aan de christenen in Macedonië. Ik zei: ‘De christenen in Korinte en in de rest van de provincie Achaje hebben vorig jaar al besloten om mee te doen.’ En de meeste christenen in Macedonië hebben toen jullie goede voorbeeld gevolgd.
3 Ik stuur nu Titus en de twee andere christenen naar jullie toe. Want ik heb steeds trots over jullie gezegd: ‘Ze doen mee!’ Maar dat moeten jullie nu dan ook echt doen. 4 Als ik over een tijdje naar jullie toe kom, komen er ook christenen uit Macedonië mee. Stel je voor dat jullie dan nog niets ingezameld hebben. Wat een schande zou dat zijn! Voor mij, maar vooral voor jullie.
5 Daarom vind ik het nodig dat Titus en die twee anderen alvast naar jullie toe gaan. Zij moeten ervoor zorgen dat jullie voorbereid zijn op mijn bezoek. En dat het geld dat jullie beloofd hebben, ingezameld wordt. Als ik bij jullie kom, moet het klaarliggen als een prachtig geschenk. Jullie moeten niet tot het laatste moment wachten en dan maar heel weinig geven!
God geeft al het goede
6 Denk eraan: Iemand die weinig zaait, zal ook weinig oogsten. Iemand die veel zaait, zal ook veel oogsten. 7 Iedereen moet voor zichzelf besluiten hoeveel hij wil geven. Je moet van harte geven, en niet omdat het verplicht is. Want God houdt van mensen die met vreugde geven.
8 God heeft de macht om jullie al het goede te schenken. Hij kan jullie alles geven wat je nodig hebt. Zelfs zo veel dat jullie altijd meer dan genoeg hebben, en veel overhouden om andere mensen te steunen. 9 Zo staat het ook in de heilige boeken: «Ze geven veel aan arme mensen. Altijd blijven ze het goede doen.»
10 Het is God die zorgt voor zaad om te zaaien en brood om te eten. Hij zal er ook voor zorgen dat jullie meer dan genoeg hebben. En dat jullie steeds meer goeddoen voor anderen.
Het gaat om de dank aan God
11 God heeft jullie op veel manieren rijk gemaakt. Nu moeten jullie ook klaarstaan om anderen te helpen. Dan zullen de christenen in Jeruzalem God danken voor de steun die ze via mij van jullie krijgen.
12 Jullie dienen God door de christenen in Jeruzalem te steunen. Want zij krijgen dan de hulp die ze nodig hebben, en ze zullen God met heel hun hart danken. 13 Ze zullen God eren als ze merken dat jullie hen graag willen steunen. En dat jullie willen laten zien dat alle christenen een eenheid vormen. Dan weten ze dat jullie je houden aan wat er afgesproken is toen het werk aan het goede nieuws begon.
14 Telkens als zij voor jullie bidden, voelen ze zich met jullie verbonden. Want ze hebben gemerkt dat God geweldig goed voor jullie is.
15 Laten we God danken voor wat hij ons geeft, een geschenk dat te groot is voor woorden.