1 David zei: ‘Vanaf nu is dit de woonplaats van God, de Heer. En op dit altaar moeten de Israëlieten offers brengen.’
Voorbereidingen voor de tempelbouw
David wil Salomo helpen
2-5 De Heer had gezegd dat Davids zoon Salomo een tempel voor de Heer moest bouwen. Maar David dacht: Salomo is nog jong. Hij heeft nog niet veel ervaring. En de tempel van de Heer moet heel groot en beroemd worden. De hele wereld zal erover praten. Daarom wil ik Salomo helpen. Ik zal de bouw van de tempel voorbereiden, voordat ik sterf.
En dat deed David.
David verzamelt materiaal
David liet alle vreemdelingen die in Israël woonden, naar Jeruzalem komen. Zij moesten stenen hakken voor de bouw van de tempel. Ook zorgde David voor heel veel ijzer om er spijkers voor de tempelpoorten van te maken. En hij zorgde voor zo veel brons dat het niet te wegen was. Er was ook meer dan genoeg cederhout voor de bouw. Want de mensen uit Sidon en Tyrus brachten ontelbaar veel cederbomen naar David toe.
Salomo moet de tempel bouwen
6 Toen liet David zijn zoon Salomo bij zich komen. Hij gaf hem de opdracht om een tempel te bouwen voor de Heer, de God van Israël.
7 David zei: ‘Ik wilde graag een tempel bouwen voor de Heer, mijn God. 8 Maar de Heer zei tegen mij: ‘Jij hebt veel mensen gedood, en grote oorlogen gevoerd. Daarom mag je geen tempel voor mij bouwen. 9 Maar je zult een zoon krijgen die Salomo zal heten. Als hij koning is, zal er rust en vrede in Israël zijn. Ik zal ervoor zorgen dat hij niet aangevallen wordt door zijn vijanden. 10 Salomo zal voor mij een tempel bouwen. Hij zal voor mij een zoon zijn, en ik zal voor hem een vader zijn. Ik zal ervoor zorgen dat hij en zijn nakomelingen voor altijd koning van Israël zullen zijn.’’
De Heer zal Salomo helpen bij de bouw
11 David zei verder: ‘Mijn zoon, met de hulp van de Heer, je God, zul jij een tempel bouwen. Precies zoals de Heer gezegd heeft. 12 De Heer, je God, zal je inzicht en verstand geven.
En als hij je koning gemaakt heeft, moet je gehoorzaam zijn aan zijn wet. 13 Want als je gehoorzaam bent aan de wetten en regels die de Heer aan Mozes gegeven heeft, zal het goed met je gaan. Wees dus sterk en dapper. Wees niet bang of zwak.
David heeft de bouw al voorbereid
14 Kijk, ik heb al veel voorbereid, ik heb mijn best gedaan. Je hebt nu drie miljoen kilo goud en dertig miljoen kilo zilver voor de tempel, en heel veel brons en ijzer. Ook heb ik gezorgd voor hout en stenen. En jij moet voor nog meer materiaal zorgen.
15 Je hebt ook genoeg arbeiders om stenen en hout te hakken. En allerlei vakmensen die kunnen werken met 16 al dat goud, zilver, brons en ijzer.
Dus ga aan het werk! De Heer zal je helpen.’
De leiders moeten Salomo helpen
17 Toen zei David tegen alle leiders van Israël: ‘Jullie moeten mijn zoon Salomo helpen. 18 Want de Heer, jullie God, heeft jullie ook geholpen. Hij heeft ervoor gezorgd dat er overal vrede is in het land, en dat de vroegere inwoners verslagen zijn. Het land is nu van de Heer, en van ons, zijn volk.
19 Probeer dus zo goed mogelijk te doen wat de Heer, jullie God, wil. Bouw een huis voor God, de Heer. Bouw een tempel voor de heilige kist met de wet van de Heer, en voor de heilige voorwerpen van God.’
1 David zei: ‘Vanaf nu is dit de woonplaats van God, de Heer. En op dit altaar moeten de Israëlieten offers brengen.’
Voorbereidingen voor de tempelbouw
David wil Salomo helpen
2-5 De Heer had gezegd dat Davids zoon Salomo een tempel voor de Heer moest bouwen. Maar David dacht: Salomo is nog jong. Hij heeft nog niet veel ervaring. En de tempel van de Heer moet heel groot en beroemd worden. De hele wereld zal erover praten. Daarom wil ik Salomo helpen. Ik zal de bouw van de tempel voorbereiden, voordat ik sterf.
En dat deed David.
David verzamelt materiaal
David liet alle vreemdelingen die in Israël woonden, naar Jeruzalem komen. Zij moesten stenen hakken voor de bouw van de tempel. Ook zorgde David voor heel veel ijzer om er spijkers voor de tempelpoorten van te maken. En hij zorgde voor zo veel brons dat het niet te wegen was. Er was ook meer dan genoeg cederhout voor de bouw. Want de mensen uit Sidon en Tyrus brachten ontelbaar veel cederbomen naar David toe.
Salomo moet de tempel bouwen
6 Toen liet David zijn zoon Salomo bij zich komen. Hij gaf hem de opdracht om een tempel te bouwen voor de Heer, de God van Israël.
7 David zei: ‘Ik wilde graag een tempel bouwen voor de Heer, mijn God. 8 Maar de Heer zei tegen mij: ‘Jij hebt veel mensen gedood, en grote oorlogen gevoerd. Daarom mag je geen tempel voor mij bouwen. 9 Maar je zult een zoon krijgen die Salomo zal heten. Als hij koning is, zal er rust en vrede in Israël zijn. Ik zal ervoor zorgen dat hij niet aangevallen wordt door zijn vijanden. 10 Salomo zal voor mij een tempel bouwen. Hij zal voor mij een zoon zijn, en ik zal voor hem een vader zijn. Ik zal ervoor zorgen dat hij en zijn nakomelingen voor altijd koning van Israël zullen zijn.’’
De Heer zal Salomo helpen bij de bouw
11 David zei verder: ‘Mijn zoon, met de hulp van de Heer, je God, zul jij een tempel bouwen. Precies zoals de Heer gezegd heeft. 12 De Heer, je God, zal je inzicht en verstand geven.
En als hij je koning gemaakt heeft, moet je gehoorzaam zijn aan zijn wet. 13 Want als je gehoorzaam bent aan de wetten en regels die de Heer aan Mozes gegeven heeft, zal het goed met je gaan. Wees dus sterk en dapper. Wees niet bang of zwak.
David heeft de bouw al voorbereid
14 Kijk, ik heb al veel voorbereid, ik heb mijn best gedaan. Je hebt nu drie miljoen kilo goud en dertig miljoen kilo zilver voor de tempel, en heel veel brons en ijzer. Ook heb ik gezorgd voor hout en stenen. En jij moet voor nog meer materiaal zorgen.
15 Je hebt ook genoeg arbeiders om stenen en hout te hakken. En allerlei vakmensen die kunnen werken met 16 al dat goud, zilver, brons en ijzer.
Dus ga aan het werk! De Heer zal je helpen.’
De leiders moeten Salomo helpen
17 Toen zei David tegen alle leiders van Israël: ‘Jullie moeten mijn zoon Salomo helpen. 18 Want de Heer, jullie God, heeft jullie ook geholpen. Hij heeft ervoor gezorgd dat er overal vrede is in het land, en dat de vroegere inwoners verslagen zijn. Het land is nu van de Heer, en van ons, zijn volk.
19 Probeer dus zo goed mogelijk te doen wat de Heer, jullie God, wil. Bouw een huis voor God, de Heer. Bouw een tempel voor de heilige kist met de wet van de Heer, en voor de heilige voorwerpen van God.’