Misschien heb je het wel eens meegemaakt: jij bent ziek en je zoontje geeft jou zijn knuffel. ‘Wat ik fijn vind,’ denkt hij, ‘zal papa of mama ook troosten.’ Later leren kinderen wat zij zelf voelen en denken onderscheiden van de beleving en kennis van anderen. 

Kinderen leren zich steeds beter in anderen te verplaatsen en ze gaan over zichzelf nadenken. In de Samenleesbijbel sluiten we bij deze ontwikkeling aan. De vragen en de opdrachten nodigen kinderen uit om zich in te leven in bijbelse figuren en situaties. En om de vertaalslag te maken naar hun eigen leven.

Nadenken over jezelf …
‘Ben jij ook wel eens zo boos geweest dat je niet meer wist wat je deed?’ En: ‘Wat is voor jou echt geluk?’ Dit zijn vragen uit de Samenleesbijbel die kinderen stimuleren om na te denken over hoe zij zelf thema’s uit de bijbelverhalen beleven.

Ook in de opdrachten komt het nadenken over jezelf terug. De brief aan de Hebreeën noemt allemaal bijbelse personen die een voorbeeld van geloof kunnen zijn (Hebreeën 11). In de opdracht denken kinderen erover na wie voor hén voorbeelden van geloof zijn:

Gevoelig zijn voor wat je zelf kan, denkt en voelt. Nadenken daarover. En wat je doet hierop afstemmen. Kinderen met een sterk ontwikkelde intrapersoonlijke intelligentie kunnen goed reflecteren op zichzelf en doen dit ook graag. Zo ontwikkelen ze zelfkennis. Dit inzicht in wat je kunt en wilt (en: wat niet), helpt hen om doelgericht te zijn. Deze kinderen vinden een rustige omgeving fijn. Zij staan liever wat op de achtergrond.

… en je inleven in de ander
‘Stel dat jij één van Jozefs broers was, wat zou jij dan van Jozef vinden?’ Of: ‘Wat zou jij doen als je dezelfde opdracht zou krijgen als Jona?’ Met behulp van dit type vragen kunnen kinderen zich ook inleven in anderen: in dit geval de bijbelse personen en wat zij meemaken.

In de opdrachten gebeurt dit ook. Bijvoorbeeld in het bijbelboek Ester door invoelbaar te maken dat de Joden toch niet verliezen maar winnen (Ester 9). Hoe is het als je van verliezer opeens winnaar wordt?


En bij het verhaal van Jezus en de arme vrouw leven kinderen zich letterlijk in door een andere bril op te zetten (Marcus 12):

Sommige kinderen voelen anderen van nature goed aan. Ze begrijpen gauw wat iemand bedoelt en kunnen zich goed inleven. Dat maakt het makkelijker om met anderen om te gaan en om samen te werken. Dat doen deze kinderen dan ook graag. Ze houden van gezelligheid en hebben vaak veel vrienden. Deze interpersoonlijke intelligentie zou je ook ‘sociale intelligentie’ kunnen noemen.

In de Samenleesbijbel worden ouders ook uitgedaagd zich in te leven: ‘Wat zou voor jullie kind een mooie belofte zijn?’ is bijvoorbeeld een opdracht. Deze opdracht hoort bij het verhaal van Gods belofte aan Abraham uit Genesis 12:

Tot slot: de broers van Jozef zijn jaloers wanneer hij over zijn dromen vertelt. Want in die dromen is Jozef de baas over hen:

Deze opdracht laat zien dat leervoorkeuren van kinderen niet losstaan van elkaar. Kinderen combineren hun intelligenties juist voortdurend. Deze opdracht legt het accent op het interpersoonlijke – en helpt kinderen om zich in te leven in de broers van Jozef. Maar ze denken daarbij ook na over zichzelf – intrapersoonlijk. En ze komen echt in actie: een opdracht dus waar de doeners plezier aan beleven.

Pedagoog en theoloog Maartien Hutter legt in een serie blogs uit hoe in de Samenleesbijbel rekening is gehouden met de verschillende voorkeuren van kinderen. Volgende keer een blog over kinderen die houden van muziek en kinderen die graag naar buiten de natuur in gaan.

Vond je dit interessant?
Lees dan ook de vorige blogs van Maartien Hutter:
Bijbellezen: ‘Zijn we nou nóg niet klaar?!’ 
Bijbellezen: Is jouw kind een woord- of beelddenker?
Bijbellezen: Doeners en puzzelaars